Het voelt als lopen met gesloten ogen
als ik van Uw hulp niet overtuigd ben.
Ik kan als een berg opzien tegen de reis,
tot ik hoor van Uw niet aflatende aandacht.
Met open ogen, in stevige tred, reis ik door het laagland
met hoge wolken als bewijs van Uw nabijheid.
U bent de wachter, nabij als mijn eigen schaduw.
Uw eigen schepping zal mijn vijand niet worden.
Hoever gaat dat, Majesteit? Álle kwaad
uitgeschakeld gedurende de héle reis?
Komen en gaan, in en uit, gaan en komen,
onafgebroken, tot ver in de eeuwigheid.