“De wet van de voorlopigheid geldt voor alles en iedereen.” Eerlijk, ik zag ‘m niet aankomen. De nieuwe roman van Kader Abdolah, Papegaai vloog over de IJssel, was volgens mij goed op dreef om te laten zien hoe migranten veranderen in het land van aankomst. Memed komt weg met de leugen over zijn identiteit en Lina later ook. Memed bezwangert de ongehuwde Catherina en leert de Nederlandse omgangsregeling accepteren als zij ervoor kiest om alleen het kind op te voeden. Pari heeft de ene man na de andere, Khalid komt in losbandige homofeesten terecht en Lina heeft ook nog ergens een lesbische relatie. We krijgen overspel, echtscheiding, drugsgebruik en opstandige kinderen opgediend, kortom de Nederlandse cultuur van na de jaren zestig. De migranten komen uit het Midden-Oosten en hebben een islamitische achtergrond. In het pre-9/11tijdperk lijkt de aanpassing soepel te verlopen (op een enkel geval van eerwraak na).
Wel is duidelijk dat je daarmee verandert in een Hollander en de Hollander kiest voor zichzelf. “Ik spreek de taal perfect en ik werk met hen,” zegt Lina “Zij kiezen altijd honderd procent voor zichzelf. Ik doe alles voor Christina, maar schrik vaak van haar egoïstische gedrag. Wij denken altijd aan anderen, maar Nederlanders denken alleen aan hun eigen ik.” (173). De zoon van de kolonel verzet zich tegen zijn moeder, als zij hem op zijn verantwoordelijkheid wijst. Hij is ‘de man in huis’. “Nee moeder, dat ben ik niet, en dat wil ik niet zijn. We wonen niet meer in Syrië. We wonen hier en in dit land denkt iedereen voor zichzelf.” (219). Touché, het is een wat ongenuanceerd beeld, maar in het geheel niet bezijden de waarheid.
Dan vliegen twee vliegtuigen in de Twin Towers van het World Trade Center en verandert de samenleving. We werden onrustig, voelden ons onveilig, zochten een zondebok en de islam kreeg de volle laag. In roman ondervinden de hoofdpersonen daarvan de gevolgen, maar intussen zijn zij onherroepelijk veranderd. De enkele agressieve uitbarsting van Memed tegen de conciërge kan dat beeld niet wijzigen (406). Nederland is veranderd, maar de ingekomen migranten net zo goed, zij denken aan zichzelf.
Dan ineens gaat het over de ‘wet van de voorlopigheid’ (422). Het blijkt zelfs de slotzin van de roman te worden. De jonge papegaai vliegt over de IJssel en roept ‘Ook dit gaat voorbij’ (tenminste zo interpreteer ik de laatste zin, 445). Dat je dat roept bij een rivier, oké, dat snap ik. De stroom van de rivier houd je nooit tegen en zo is de rivier het symbool van de vergankelijkheid. Dan komt er zo’n dag, een zonnige zaterdagmiddag, zo’n dag waarop je voelt: “Laat alles staan waar het staat, anders komen de donkere wolken er straks weer aan.” (443). Iedereen komt in een vorm van verheven stilte, een ongedacht moment van geluk, geen geweld, geen traan, hoop, ‘een oude blauwe trekker die glanst als nieuw’. Dat gaat voorbij, roept de papegaai. Bij de opening van de roman was hij al geïntroduceerd als degene die onze gedachten doorvertelt (9).
Legitimeert dit de veranderde migranten? Zoals de rivier nooit hetzelfde is, waarom zouden zij aan hun waarden van vroeger vasthouden? Zoals het geluk van het moment niet blijvend is, zo zal ook de aanpassing aan de Nederlandse cultuur geen blijvend geluk brengen? Ik weet het niet. De roman weet kundig de geheime kant aan de werkelijkheid op te roepen. Er is ruimte voor het mysterie, meegenomen uit de oosterse wereld die nog niet zo rationeel en seculier is als hier in het Westen. Maar ik ben bang dat de exotische papegaai geen lang leven beschoren is. Blijft voor mij de vraag over wat mensen als Memed, Pari, Lina en Khalid uiteindelijk drijft.
Kader Abdolah, Papegaai vloog over de IJssel, Amsterdam: Prometheus, 2014 (roman).