Rondom de toppen van de pijnbomen
prikken zwaluwen door de hangende hitte.
Het decor steekt ons orkest in lentegroen,
wijnovergoten gehoor zit klapklaar
voor de terugkeer van de maestro.
Een en al oor, óp naar de kampioen,
zo dromt hij, trilt zij, turend kromt
zich elke knie, als wolken wijken
en boven trom en koor tjirrii!
de zomermeester uit de hoge
aanglijdt tjirrii! met de
kenmerkende veeg
op de zijborst
tjirrii!, en door.