Vlag
Een vlaggenmast houdt
vlaggen vast.
Een windvlaag vindt dat
ongepast.
Maar als de vlag
gestreken wordt,
is er geen windvlaag meer
die mort.
Dan wappert fier en vrij
de wind:
er is geen vlag die hem
nog bindt.
De tegenstrijdige generatie, 148
Yves T’Sjoen zette een serie jaren-zeventigdichters op een rij, onder wie Wiel Kusters. Hij koos vijftien gedichten en eerlijk gezegd, ik kreeg er geen klik mee. Op eentje na, getiteld Vlag.
Er staat geen woord te veel in dit gedicht. Het rijmt onnadrukkelijk. Het opent met een simpel tafereel. In een paar zinnen zie je het voor je, de vlag wappert en wordt gestreken, en in drie strofes ben je heel fraai meegenomen naar een nieuwe gedachte: voor vrijheid heb je elkaar nodig.
De eerste regel is al goed: de vlaggenmast houdt vlaggen vast. Heerlijke klanken. Mooie gedachte: alsof de vlaggen vrij willen zijn. Maar zonder mast komt de vlag niet tot zijn doel. De vlag heeft ook wind nodig. Samenwerken zou je zeggen, maar laat nu de windvlaag het vasthouden ongepast vinden. De windvlaag heeft een eigen agenda, zo te horen. Dus wordt de vlag de speelbal tussen mast en vlaag. De bestemming van de een kan worden bereikt met de hulp van de ander. Maar de bestemming rijpt in de confrontatie met de ander.
Wie dan opgeeft, doet wat met zijn vrijheid én met die van de ander. De vlag kan gestreken worden. Of actief geformuleerd: iemand kan de vlag uit het spel halen. Er zijn krachten groter dan de mens. Dan blijven mast en windvlaag over. Het gaat nu om de windvlaag, die is het subject van strofe 2 en 3. Het luidruchtig wapperen van de vlag is als het morren van de wind. Die wind verliest zijn stem, maar herwint zijn vrijheid. De luidruchtig wapperende vlag houdt de wind gevangen. De wind is vrij als de vlag gestreken wordt.
Werkelijk? De wind heeft net als de mens een dubbel gezicht: hij wil de vlag grijpen en laten zien en horen dat de wind sterk is. Maar de wens en de kracht van de wind is tegelijk ook zijn binding. De wind waait waarheen hij wil. Maar als er niets is om aan te grijpen, dan heeft de wind ook zijn bestemming verloren. Vlag en wind, mens en mens, hebben elkaar nodig in het vinden van de bestemming. Soms met een vlaggenmast erbij.
Naar aanleiding van: Yves T’Sjoen [red.], De tegenstrijdige generatie: Dichters van de jaren zeventig. Amsterdam: Meulenhoff, 2011.
Een eenzaam lichtje, dit gedicht. Twee andere titels van Wiel Kusters staan in mijn kast. Geen nieuwe vondsten, dus we gaan afscheid nemen. Eerstvolgende gang naar de papierbak gaan ze mee: Wiel Kusters, Een bezoek aan de leermijn. Amsterdam: Querido, 1984 (Poëzie, poëzievertalingen, beschouwende notities) en Laatst. Amsterdam Querido 1989.