Eén veld tarwe, zeg twee akkers gerst,
vier delen leven, schreeuw acht miljoen
grote groene sabelsprinkhanen.
Twee stokken dreigend op de schouders,
vier mantels in ons bloed gewenteld,
zes keer acht miljoen laarzen dreunend
stampend op ons land.
Ze kwamen aan, het was in orde, streken afgemeten neer,
bleven eten, heel de horde, kaalgevreten is het teken
van de grote groene sabelsprinkhanen.
Wij smeken om een vroege winter, strenge vorst.