Hoe ga je naar bed als je net een schaap hebt overreden?
Dat hangt ervan af, denk ik.
Met wie heb je te maken gehad? Waar is het gebeurd? Heeft iemand je opgevangen? Wilde je het schaap al langer dood hebben of is gebeurde het per ongeluk? Hoeveel tijd is er na de gebeurtenis nog geweest tot aan het slapen gaan? Kortom, er is nog veel te vragen bij een gedicht dat met deze vraag opent. Het is het eerste uit de bundel Kalfsvlies van Marieke Lucas Rijneveld en de titel is: Als het je overkomt.
Oké, die titel helpt. Er ligt dus geen opzet aan de basis van het doodrijden van een schaap. Het korte antwoord op de vraag is dan: trillend ga je naar bed, huilend, ineen krimpend, denkend. Dat klinkt zielig en meelijwekkend. Het draait om de dader. Niks over de eigenaar (of was het een eigen schaap?) of over omstanders. De bestuurder is volkomen van slag. Heel begrijpelijk en als jou zelf wel eens wat overkomen is, dan weet je hoe belangrijk de troost is. Het gedicht eindigt met de regel: ‘… totdat het niet meer om het schaap gaat maar om wie de bestuurder troost, jij arme, dwaze hond.’ Komt hier de aap uit de mouw van het gedicht? De trooster als een hond, de trouwe viervoeter van de baas of het erf. Heeft iemand op een boerderij met de tractor of auto (autobanden, 15) per ongeluk een (eigen?) schaap overreden?
Het is wel even de vraag over wie wij het hebben. In de zin: ‘Hoe ga je naar bed als je net een schaap hebt overreden?’ is ‘je’ op te vatten als het algemene ‘men’. In de loop van het gedicht komen we ‘haar’ tegen: haar hand drukt op je knie, haar hoofd is al tijden een autocue, om haar gerust te stellen. Dan komt er nog ‘ze’ in de regels 13 en 14. Het algemene ‘je’ kan worden opgevat als de aanspraak in de interne monoloog, het drukke hoofd waarin een veelheid aan woorden en gedachten rondspringt na de heftige ontregeling. Gaat dat samen met een meer objectiverend ‘haar’? Maar ‘haar hand’ drukt op de knie van degene die het overkomen is. (4) Het is ook een vrouwelijk persoon die moet worden gerustgesteld (8) en dan is het voor de hand liggend om aan te nemen dat die vrouw of dat meisje zegt dat er nog wijn en glazen in het nachtkastje staan. Is het perspectief dan dat van de trooster? Vanaf regel 15 lijkt het weer meer de bestuurder te zijn, die ten slotte zegt dat ‘jij, arme, dwaze hond’ de trooster is. De perspectieven zijn verschillend, tweede persoon, derde persoon, en op sommige momenten niet uit elkaar te houden.
Een razend hoofd, dat levert zo’n ongeluk op, zegt de dichter, verdriet komt er (nog) niet tussen. (5/6) Eerst is er de wijn. Die staat bij de hand in de slaapkamer (10, 12), en ik kan niet anders dan denken dat het dus iemand van 18+ moet zijn – maar was dat in 2015 ook al zo? Bestuurder en trooster proberen in de slaapkamer tot rust te komen (10v): orde scheppen, schuld wegduwen, oververhitting voorkomen. Er is eerder bloedig drama geweest, vandaar dat de wijn binnen handbereik is. Zo komt ook dit drama in de doos met ‘gesneuvelde’ zaken die een klap in je leven veroorzaakten. Dat draag je met je mee, niet in een schatkist maar in je eigen lijfelijke lijkkist, zo groei je op in deze wereld. (6-7)
Sneu.
Daar kun je om huilen als je trooster bent. En als je huilt om zoveel treurigheid, gaat het dus niet meer om het schaap dat is doodgegaan. Maar ook niet om de bestuurder. Die is er beroerd aan toe. Maar de trooster ziet dat en denkt er wat van en heeft ook te veel wijn op: dat huil je er weer uit.
‘…jij, arme, dwaze hond.’ Ik zei al, de perspectieven lopen door elkaar heen maar gaan niet helemaal in elkaar op. Zou het de schets zijn van een eenzame jonge vrouw die na het ongeluk niemand anders heeft om te kalmeren dan zichzelf (de op hol geslagen ratio) – en de wijnfles? Ik denk het: je eigen huilende reflectie als een trouwe metgezel, maar ook arm en dwaas. Meer niet.
Naar aanleiding van: Marieke Lucas Rijneveld, ‘Als het je overkomt’ in: Kalfsvlies12, Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2020 (eerste druk 2015, bekroond met de C. Buddingh’-prijs 2016). Blijft over de vraag of de tweeregelige strofen helpen het gedicht te snappen en te proeven. In de bundel komen we veel verschillende indelingen tegen. In Als het je overkomt merk ik bij het voorlezen geen duidelijk reden waarom de afbreking van de regel staat waar ik haar aantref – behalve bij regel 13 en 14, daar is het effect wel aardig.
Op 23 december 2021 stond een Vierluikavond over de bundel gepland. De tweede lockdown van het coronajaar 2020 blokkeerde hem en wanneer de avond wel gehouden kan worden is nog steeds onzeker. Ik maakte een gesproken jaarwisselingsgroet met het laatste gedicht uit de bundel. Om de moed erin te houden.