Was het chagrijn, was het uit nijd,
hoe ook, het nam nogal wat tijd
voor ik de rugpijn welkom heette.
Hij had me plotseling geraakt,
ging zitten, op mijn bil bijna,
en zweeg. Pontificaal.
Ik had hem niet verwacht. Te druk.
En achteraf misschien geluk dat niet
mijn hoofd of zij hem op moest vangen.
Ik sloeg terug met hier een kreet
en daar wat angst, totdat een zalf
zich heel bescheiden uitsprak.
Zij was bereid hem aan te raken
met handen vol verzachting,
en zelfs met hem op pad te gaan,
de dijk op, langs het zwarte water
en later naar de brug, op naar een wolk.
Daar zag ze mij in opgaan.