Hebben, zijn en beloven

De werkwoorden ‘hebben’ en ‘zijn’ hebben als paar een plek in mijn gedachten sinds ik het gedicht van Ed Hoornik las:

Op school stonden ze op het bord geschreven,
het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee was de tijd, was eeuwigheid gegeven,
de ene werkelijkheid, de andre schijn.

Tegenover het aardse hongeren en dorsten en de botte plicht staat, in het vervolg van het sonnet, de ziel, het kind worden en opgelicht worden naar hogere sferen. Ik moet eraan denken nu ik gedichten van Jan G. Elburg lees. In de verzamelbundel Iets van dat alles: Een keuze uit de gedichten, kom ik ook een gedicht tegen met die titel (en is ook titel van de bundel uit 1958):

hebben en zijn

Wij hebben nooit meer geëist
dan haast alles:
de zon en de stuifsneeuw samen,
goud om de tanden te breken
en de vriendschap van de man
met wiens vrouw wij lagen.

wij hebben onze hoofden tot de daken,
niet opgestoken maar
door ons simpele zijn.

hier is één en
geen verschil tussen hebben en zijn:
ik besta, ga
mijn eigen onnavolgbare weg
en ben ver weg,
maar niet van mijzelf.

en het meeste heb ik in handen
van wat ik verlangen kan.
mijn wereld is mijn enige vaderland
waarvoor ik mij doodvecht.

Jan G. Elburg, Iets van dat alles, 43

Het vitale leven in een paar zinnen beschreven, knap hoor. Aan de vooravond van de jaren zestig van de vorige eeuw krijg je met de eerste strofe de vrijheidsdrang prachtig geserveerd: je wilt alles. Zoals Queen het stadions vol liet zingen, I want it all, I want it now (van het album The Miracle 1989). Maar hoe pijnlijk eerlijk: je wilt de vriendschap van de man die je bedriegt met zijn vrouw. Naar verluidt heeft zich dat in de vriendenkring van Elburg voorgedaan, het is niet eens een onrealistische overdrijving. Dat is de ‘onnavolgbare weg’ die je in je solistische levensroute moet kunnen gaan, blijkbaar. Je bent niet ver van jezelf. Nee, maar om te zeggen dat je zo thuis bent … Als hebben en zijn samenvallen, dan is het samen uitgehold. Het echte samen vraagt namelijk om zelfbeperking. Wat van een ander is mag jij niet willen toe-eigenen, het idee is al zo oud als de Tien Geboden: je mag je zinnen niet zetten op dat wat van een ander is. Of positief geformuleerd: wees tevreden met wat je hebt en koester dat.

Elburg heeft bij perioden sterk marxistisch gedacht: je hebt je maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen in de economische machtsverhoudingen. Kunst is ervoor om dat aan te jagen en na de Tweede Wereldoorlog stonden de Vijftigers op die zich tegen de lyrische poëzie van voorheen verzetten: ‘er is een lyriek die wij afschaffen’ (mooie foto bij Brems, 110)
Martien J.G. de Jong gebruikte het woord ‘telegramstijl’ voor de poëzie van Elburg en hij gaf in een van zijn kritieken een moot voorbeeld hoe je de overige woorden kunt toevoegen. (113) Niet dat Elburg iets geschrapt heeft, nee, hij dicht zo omdat het moet en wij als lezers hebben misschien meer nodig. Het gedicht hebben en zijn heeft die aanvullingen niet nodig. Alleen bij de verwerking ervan heb ik behoefte aan een extra woord: hebben en zijn en beloven – beloven aan elkaar en dan trouw zijn. Dat maakt ons enige vaderland de moeite van het doodvechten waard.


Naar aanleiding van: Jan G. Elburg, Iets van dat alles: Een keuze uit de gedichten. (Nawoord Wiel Kusters) Amsterdam: De Bezige Bij, 1982.
Martien J. G. de Jong, Twintig poëziekritieken. Leiden: A.W. Sijthoff, 1967.
Hugo Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen. (Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur 1945-2005). Amsterdam: Bert Bakker, 2006.
Klik hier voor de clip van I want it all.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *