Jezelf vergelijken met een hond die op z’n baasje wacht, dat kan niet goed aflopen. Een mens wil vrij zijn. Je maakt graag je eigen keuzen. Gehoorzaamheid is voor een hond een prima eigenschap – denk maar aan die ongewenste hondse intimiteiten als de baas niet kijkt – voor een mens heb je hogere aspiraties. Tot je door de omstandigheden zo afhankelijk wordt, dat je niet anders wil dan doen wat ze zeggen. Bijvoorbeeld als je plat ligt en de verpleegkundige staat bij je bed:
Onder de douche
Zij ontkoppelt mijn infuus en ik sta op en wandel.
Het bloed hangt in de wacht terwijl ik aan haar hand
naar de badkamer stap.
“Sta op en wandel!” is een reminiscentie met Bijbelse lading. Zo sprak de Heer tot verlamden. Zij rolden hun bed op en huppelden weg. Zo niet deze jonge vrouw. Zij komt wel los van het infuus, maar het is voor korte tijd en doelgericht: wassen en plassen. Alleen gaat het niet, zij is te zwak. En toch is er iets moois op zo’n ontkoppeld moment:
Mijn lichaam was nog nooit zo blank en glad.
Mieke van Zonneveld, de dichter van dit mooie gedicht, zet de regel even helemaal apart. Dat dringt tot haar en ons door: de invasieve instrumenten horen niet bij ons. Maar ze moet verder en dat gaat nog steeds onder duidelijke leiding:
Ze zet me op een kruk onder kletterend water.
Fantoomgeluk, ik kwispel met mijn afgeknipte staart.
Daar is de eerste verwijzing naar de hond. Misschien is het wel heel letterlijk waar en heeft zij haar haar laten knippen. Of in chemotherapie verloren. Maar ze kwispelt er toch mee. Fantoomgeluk. Onder de regendouche zitten is fijn, even. Als ze al zou vergeten dat er nog iemand in of bij de cabine is, wij vergeten het niet:
Zij waakt, zij gaat niet weg. Alleen als ik moet plassen
in een bakje en dan nog: haar blik wacht om de hoek.
Wat moet je zeggen? Bloed niet goed, dreigend onheil, wie kan het bloed genezen? Je hebt geen verweer, geen woord is krachtig genoeg tenzij Jezus het uitspreekt. Maar dat doet Hij niet. Als een hond je tong dan maar uit je mond laten hangen?
Je tong heeft geen verweer als je bloed capituleert.
Ik ben een meisje dat zich wast, een geïnfecteerd
moeras maar bovenal een hond die op zijn baasje wacht.
‘Geïnfecteerd moeras,’ dat is toch ook geen opgewekte metafoor. In een moeras zak je weg. En als je er uit komt, draag je de kans op infectie bij je. Hoe kom je eruit? Wachten op de baas. De verpleegkundige maakt de cirkel rond. Je moet weer naar bed en aan het infuus:
Ze zegt me te gaan staan, droogt me af en lijnt me aan.
Naar aanleiding van: Mieke van Zonneveld, ‘Onder de douche’ in: idem, Leger. Amsterdam/Antwerpen: De Bezige Bij, 2017, 31.