In het boek Hooglied is een verliefd stel bezig zich te onttrekken aan de sociale controle. De wachters van de oosterse stad zijn bepaald niet vriendelijk (5,7) en de broers hebben geen andere aandacht dan voor het beschermen van hun zusje (8,8-9). Het meisje wil zich niet laten beperken in haar vrijheid en kan niet genoeg krijgen van haar vriend. Zij waarschuwt hem wel: als wij ‘s nachts bij elkaar zijn geweest, moet je bij het daglicht weer wegwezen! “Nu de dag weer ademt en het duister vlucht – ga nu weg mijn lief. Spring als een gazelle, als het jong van een hert over de geurige bergen.” (2,16-17, zie ook 8,14) Zij weet dat hij de volgende nacht weer kan komen. En hoe zal haar hart opspringen als hij weer naar hem toekomt.
Het is algemeen bekend dat veel christenen het Hooglied van Salomo (tenminste, aan hem toegeschreven) betrekken op de verhouding van Christus en de gemeente. Ietwat individueler zou je kunnen zeggen: de jongen is Christus (of God) en het meisje is de gelovige. Met dichterlijke vrijheid maakte Martin Smith een aantal jaren geleden een ontroerend worship-lied met dat perspectief: Song of Solomon. Het begint zo, hier in vertaling uit het Engels:
Als ik de kou van de winter voel
en deze mantel van verdriet, heb ik je nodig.
Alle slechte dingen die me door elkaar schudden,
alle woorden die me breken, ik heb je nodig.
Het is de thematiek van veel psalmen (bijvoorbeeld 31,18 en 19), of van een profeet (Jeremia 20), niet die van het Bijbelse Hooglied. Hoe doorsta je het kwaad dat mensen je aandoen? In een benauwde tijd dreigt de eenzaamheid. Met de hulp van God houd je vol! In de Nederlandse taal zou je het Engelse You dan moeten omzetten naar het respectvolle ‘U’. Of je zegt ‘je’ en maar dan denk je aan een vriendin, een vriend, een mens, een medegelovige die schouder aan schouder komt staan. Je formuleert het dringend: ‘ik heb je nodig’. Het is het verlangen van je hart. Smith kiest ervoor om dat tot refrein te maken in deze eigentijdse psalm: de geliefde komt naar de ik-persoon in nood. Dat weet hij (of zij), de geliefde zal alle horden nemen om weer te arriveren bij de ander nood:
Over de bergen, over de zee
kom je, mijn geliefde, hier, naar me toe rennen.
Het tweede couplet laat de dubbelzinnigheid opnieuw op je af komen: gaat het om de angst dat God zich verbergt (de vrees van David in Psalm 13,2, zie ook Psalm 89,47 en de belofte in Ezechiël 39,29) of gewoon de lover die je letterlijk in je armen kan nemen? Zeg je tegen de HEER ‘Schoonheid’ (Beauty)? Of gaat dat te ver en is dat aan mensen voorbehouden? Hoe ook, het is een variatie op het thema: ik ben alleen en hulpbehoevend. Kom mij geborgenheid geven. Doe dat door vriendelijkheid te zetten tegenover de kwaadsprekerij uit het eerste vers.
Verberg me niet voor je aanwezigheid
trek me uit je schaduw, ik heb je nodig.
Schoonheid, wikkel je armen om me heen,
zing je lied van vriendelijkheid, ik heb je nodig
Over de bergen, over de zee
kom je, mijn geliefde, hier naar me toe rennen.
Helemaal door de valleien
door het duister van de nacht
kom je aanrennen, om me vast te houden tot het licht is.
(2x)
De inzet van de komende geliefde is intussen verhoogd. Niet alleen over bergen of de zee, nu ook door de valleien en het duister van de nacht. Hoor ik hier de echo van het beroemde lied van Salomo’s vader David? Al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad (Psalm 23). De geliefde is bereid zelf door een barre tijd en dreigende plaats te gaan om de mens in nood te komen redden. Lees dit met in gedachten de lijdensweg van onze Heer! Dié nacht ging Hij door om ons te redden.
Dat redden bestaat in dit lied in het ‘vasthouden tot het licht is’. De spannende, sociale en erotische lading van het boek Hooglied is hier achter de horizon verdwenen. Het gaat om de existentiële, hulpeloze eenzaamheid die beantwoord wordt door het vasthouden. Zolang zulk duister om ons heen waart, zal de Schone Lief je laten voelen dat hij (of zij?) er is.
Dan neemt het lied een wending die ontroert. Ik zei het al eerder, nu nog eens. En krachtiger: ik kan soms een snik of traan nauwelijks achterhouden. Het wordt volgens doorzichtig procedé opgeroepen. Nadat het lied eenvoudig en rustig begint met piano en stem komt er langzaam maar zeker body bij: lang aangehouden o-klanken, een viool voegt in en even later schuift de drum zich onder de tonen. ‘Nananana’ en ‘hold me’ vormen de opening van een rennende muzikale fase. Op leiding van de ritmesectie doet ook de elektrische gitaar mee, en de synthesizer, dan vertelt de tekst ons dat wij gaan rennen. Eigenlijk staat er niets anders dan dat ik de geliefde tegemoet zal rennen (heel gek, ik zie ineens de vader voor mij uit de gelijkenis van de verloren zoon, Lukas 15,20) maar je wordt als luisteraar meegenomen. Ik kan het niet anders horen dan dat ik mee-ren. Richting de Heer. Bij Jezus wil ik steeds weer uitkomen, vooral als ik me buiten zijn armbereik heb begeven. Dan wil ik in het opstuwend zingen laten weten dat Hij niet tevergeefs op me toekomt. Ik kom echt ook op Hem toe en dan zullen wij elkaar lang vasthouden als hele goede vrienden, ja als geliefden. ‘Oprechte vreugde in God door Christus en lust en liefde om naar de wil van God in alle goede werken te leven.’ Antwoord 90 van de Heidelbergse Catechismus, kom er maar in.
Ik kom rennen,
kom rennen,
kom rennen,
terug naar jou.
Als de climax bereikt is, hebben we tijd nodig voor een naspel. Zoveel lijkt het toch op erotiek. Afkoelen na de hitte van de inspanning. Weer terug naar de piano met stem. Nog eens keer vertellen hoeveel de Ander voor je overheeft. En nog eens rustig zeggen: ik kom eraan. Zeeën kunnen de liefde niet doven, rivieren haar niet wegspoelen, want de liefde is een vlammend vuur, een vuurgloed van de HEER (Hooglied 8,5-6).
Over de bergen, over de zee
kom je, mijn geliefde, hier naar me toe rennen.
Helemaal door de valleien
door het duister van de nacht
kom je aanrennen, om me vast te houden tot het licht is.
Ik kom rennen,
kom rennen,
kom rennen,
terug naar jou.
Naar aanleiding van: Martin Smith, Song of Solomon. Nummer door hem geschreven in 2011, track 5 op de cd God’s Great Dance Floor – Step 2. Klik hier voor de clip.
Meer info over Martin Smith, klik hier.
Prom Praise: Majesty, live opgenomen in 2014 met meer dan 4.000 gelovigen in de prestigieuze Royal Albert Hall in Londen, was een opwindend samenwerkingsverband van klassieke en hedendaagse muzikanten. Onder andere All Souls Orchestra en gerenommeerde aanbiddingsartiesten Paul Baloche, Martin Smith (Delirious?) en Graham Kendrick. Het project, dat ook een 500 man sterk koor omvatte, bood een nieuwe uitdrukking van symfonische aanbidding met klassieke liedjes zoals Shine Jesus Shine, Majesty en Above All. Ook de bekende sopraan Helen-Jane Howells en violiste Rebecca Eves traden op. Noel Tredinnick was de dirigent. Klik hier.