“Jij en ik hebben veel te bespreken. Ik zal vaak met je gaan wandelen. Later zal ik je de nieuwe naam geven, die ik voor je uitgekozen heb.” (62) Dat zegt Jezus tegen Finnegan Douglas Keels (Finney). Hij is door een auto-ongeluk om het leven gekomen. Hij arriveert in de hemel en wordt daar door een veelheid van mensen verwelkomd. En dan staat hij voor de Heer. Hij bestraalt de overledene met een vriendelijk licht. Finney kan zich niet van Hem losmaken. En in die eerste ontmoeting kondigt de Heer aan: wij gaan veel bespreken. Tijdens lange wandelingen zullen wij bijpraten.
Aan het einde van het boek is dit niet waargemaakt. Er is ontzettend veel gesproken, maar niet door de glorierijke Jezus. Zyor is Finney’s beschermengel geweest tijdens zijn aardse leven. Hij is nu de persoon die over van alles en nog wat helderheid verschaft aan de pas gestorven aardbewoner. En die gesprekken zijn integraal onderdeel van het verhaal en leven van Jake Woods op aarde. Niet dat hij zich dat realiseert. Maar vanuit de hemel wordt met grote belangstelling gevolgd hoe hij zich ontwikkelt na het ongeluk. Want ook hij zat in de cerise Chevrolet Suburban. Hij overleeft het wel. En het verandert hem. In de context van de moral battles in de VS van de jaren ’90 zoekt hij zijn weg vanuit een houding van twijfel en niet willen binden. Aan het slot van het boek is hij opgeschoven naar het aanvaarden van de waarheid: het menselijk leven staat onder bestuur van de Heer. Dit leven is bedoeld om voor Hem te keuze te maken. In het drietal goede vrienden was Gregory Victor Lowell (aka ‘Doc’) de ongelovige en de losbandige. Van hem komen we te weten dat hij in de hel is aangekomen – en zeker er niet uit wil.
Ik herlas het boek in verband met mijn studie van het laatste oordeel en het vagevuur. Toen Deadline in Nederland uitkwam werd het een hit. Vooral de passages over hemel en hel waren onderwerp van gesprek. Veel minder, voor zover ik me herinner, de aardse context van Jake en de discussies over abortus, vrije seks en homoseksualiteit. Misschien dat wij dat in onze kerkelijke context van toen nog precies zo vonden. Maar de verbeelding van het hemelse was intrigerend. Nu ik alle Zyor-passages doorlees, valt me op dat het vooral gaat over verduidelijking. “Geen enkel mens is klaar als hij sterft. Het is hier je eerste plicht om je aardse leven niet te vergeten, maar het te leren begrijpen. Je moet er alles uithalen wat erin zit. Lessen die je daar niet geleerd hebt, moet je hier nu leren.” (183)
Zomin als er een apart oordeel geveld wordt over Fin, wordt het over Doc in de hel. (440 – 450) Hij herinnert zich daar wel wat Finney had gezegd over rekenschap afleggen. Maar daar ziet hij niemand. Hij is met zichzelf en zijn herinnering in gesprek. Het vriendschappelijke verzet tegen het geloof is nu uitgesproken en hatelijk. De pijn is een zielenpijn die steeds sterker wordt. Een eindtijd van het lijden heeft hij niet. Boosheid en bitterheid zullen hem vergezellen, alle dagen van het leven. Maar weg uit de hel en in de buurt komen van de Heer, dat wil hij niet: “Hij verlangde naar verlichting, maar zei tegen zichzelf: ‘Als de deur naar de hemel geopend zou worden, dan zou ik ervan wegrennen. Geen hel kan erger zijn dan de hel van het Ik heb het je gezegd, dat die bekrompen christenen zouden zeggen.’” (447)
De implicatie van het hele boek is, dat dat oordeel zich al voltrokken heeft op aarde. Het tijdelijke leven op aarde is het podium waarop de beslissing voor de eeuwigheid valt. Na het sterven begint hemel en hel. Wel ziet Doc in zijn geestesoog een duizendjarig rijk komen in de toekomst. Dan komt het moment dat velen, en ook hij, moeten verschijnen voor de een verschrikkelijke rechter. Hij opent boeken en zo zullen zij gestraft worden voor hun ‘progressieve ideeën’. (447) Geen jury. Alleen een rechter. En één boek. Het boek van het leven van het Lam. Zijn naam stond er niet in. In wroeging moet hij de eeuwigheid verder.
Kun je de mens zo eenduidig begrijpen? Dat is de vraag die ik overhoud. “Wie is in staat de mens te kennen, behalve de geest van de mens?” (1 Korinte 2,11) Het is natuurlijk mogelijk dat er mensen zijn als Finney en Doc. Als types van de overtuigden staat zij duidelijk in het verhaal. Maar de meesten van ons zijn als de Jake’s die door de gebeurtenissen in het leven kunnen opschuiven. Ervaringen en onderzoek kunnen gedachten vormen, gedrag uitlokken, verlangens oproepen. Of doven. Bitterheid en boosheid, cynisme en wrok heeft zoveel aspecten van oorzaak. Welke mensengeest kent zichzelf helemaal? Dat er een Heer is die mensen doorziet en een goddelijke Geest die verder kijkt dan wij kunnen, dat is het bijzondere van het laatste oordeel. En Doc’s verlangen naar een gesprek over het aardse leven, dat snap ik wel. (447) Niet zo moralistisch als hij zegt (‘meer dan genoeg materiele zaken gegeven’) en niet zo compenserend als hij denkt (‘die dat zeker zouden compenseren’) maar over intenties en met oog voor de ingewikkelde kluwen die een keuze eigenlijk is. Daar denk ik over, dat dat wel eens heel goed de aard van het laatste oordeel zou kunnen zijn: een goed gesprek met echte waarheidsvinding en zuivering Met wederzijdse instemming te besluiten vonnis.
Naar aanleiding van Randy Alcorn, Deadline.2 Hoenderloo, Novapress, 1995. Eerst verschenen in het Engels: Deadline. Sisters, Oregon, Mulnomah Books, 1994. Vertaling door Connie van de Velde – Oosterom. De drieslag ‘waarheidsvinding, zuivering en vonnis’ trof ik aan bij Van den Brink en Van der Kooi, Christelijke Dogmatiek, 2012, 666v.