“Het hele idee dat zo’n mooie vrouw door slechts één persoon bemind mocht worden, was een vergissing.” Deze uitspraak gaat aan de titelpagina vooraf in de jongste uitgave van de roman Kruisende lijnen van Junichuro Tanizaki. Mijn eerste reactie was: dit boek wordt een soort lofzang op de polyamorie, de meervoudige liefde. Dat wil zeggen dat je openstaat voor meer dan één intieme band tegelijkertijd. Maar dan wel op een verantwoorde manier. Dus met toestemming van alle betrokken personen. Iemand die polyamoreus is, kan zich verbonden voelen met meerdere partners. Die intimiteit kan romantisch, seksueel, of beide zijn.
Ik neem aan dat er mensen zijn die hier positieve ervaringen mee hebben opgedaan. De roman Kruisende lijnen loopt echter niet uit op een happy ending. De vrouw om wie drie anderen heen draaien blijkt gaandeweg zeer destructief. De verteller is verwonderd dat zij het overleefd heeft.
Het verhaal wordt verteld door Sonoko Kakiuchi: “O meneer Tanizaki, weet u zeker dat ik u niet stoor? Ik bedoel ik ben vandaag langsgekomen om mijn hart eens helemaal te luchten, maar u bent zo hard aan het werk.” (7) Ik ben direct alert. De auteur Junichuro Tanizaki wordt in zin 1 aangesproken door de eerste personage. Boeiend, we mogen dus eigenlijk meeluisteren. De roman is het luisterverslag en het is alsof de auteur ons uitnodigt om met hem verbaasd te raken van de ontwikkelingen. Dat blijkt later in het verhaal nog duidelijker. Dan lezen we ineens een korte opmerkingen van de auteur, tussen haken, in cursief. “… Hoewel zij beslist geen grote schoonheid is, lichtte bij het uiten van de naam Tokumitsu Mitsuko haar gelaat op in een bijna magische glans” (12, zie ook 18, 41-43, 44-45, 46, 129, 132, 133, 233). Hij duidt, licht toe en geeft commentaar en zo zijn er dus twee vertellers. Voeg daarbij nog dat de vertalers met voetnoten zo hier en daar achtergrond geeft voor Westerse lezers die de Japanse geschiedenis en cultuur niet kennen – en je voelt dat je wordt meegenomen door verschillende gidsen naar het onweerstaanbare einde. Het is de klasse van Tanizaki dat hij de aandacht vast weet te houden en de klasse van Jaques Westerhoven als vertaler. Deze laatste verheldert in zijn nawoord dat we hier met een vertelling te maken hebben: “In zo’n geval kan hij allen maar doorgeven wat hij met eigen ogen heeft waargenomen of wat hij van horen zeggen heeft, en het wordt dan de taak van de lezer uit te maken in hoeverre observaties van de verteller, of die van zijn informanten, betrouwbaar zijn.” (246-247)
We gaan terug naar de twintiger jaren van de vorige eeuw. Sonoko is getrouwd met Kōtarō Kakiuchi en dat huwelijk is geen feest. Om iets afleidends te gaan schrijft zij zich in voor schilderlessen. Daar ontmoet zij een jonge vrouw die als model poseert. “Ze poseerde voor ons als de Godin van Genade in haar manifestatie als Kannon met de Wilgentak – bijna ongekleed dus, wat ons in zekere mate de gelegenheid gaf ook het naakt een beetje te oefenen.” (11) Kannon is in het Japanse boeddhisme een aanduiding van iemand die de verlichting gevonden heeft. In allerlei verschijningen kan hij tot heil van anderen verschijnen (boddhisattva). Zo kan het ook een vrouw zijn. Maar Sonoko’s weergave lijkt niet op het model maar op Tokumitsi Mitsuko, een vrouw die om haar schoonheid bekend staat. Er ontstaat een vriendschapsrelatie die langzaam maar zeker overgaat in verliefdheid. Als haar man er lucht van krijgt is dat een bron van spanning. (57)
Dan komt ook Watanuki Eijirō in beeld. Hij blijkt de man te zijn van Mitsuko en hij probeert een soort deal te sluiten met Sonoko. Zij mag met Mitsuko omgaan op voorwaarde dat zij het huwelijk tussen Mitsuko en hem niet opbreekt, bijvoorbeeld door samen op de vlucht te gaan. Omdat hij jurist is laat hij het per contract vastleggen. (129v) Tenslotte komt ook de man van Sonoko in de ban van Mitsuko en blijkt zij een femme fatale, een kwaadaardige godin. Zij zuigt het leven uit de anderen en, zoals gezegd, het is een wonder dat Sonoko dat overleeft. De aantrekkende kracht is zo groot dat geen van allen de kracht heeft met haar te breken. Het is de grootheid van de schrijver dat hij de wereld van complexe liefdesrelaties en seksuele obsessie zo overtuigend weet te beschrijven. “Het is kenmerkend,” schrijft Westerhoven, “dat we aan het eind van het boek nog steeds niet precies weten hoe alles afloopt: is Sonoko echt bij toeval aan de dood ontsnapt, of is haar zelfmoordpoging door Mitsuko in de war gestuurd? In laatste instantie weten we niet eens wat er heeft plaats gevonden. Werkelijkheid en verbeelding vloeien in elkaar over als in een droom. Daar ging het Tanizaki om.” (248)
Het is dus inderdaad mogelijk dat een mooie vrouw door meer dan een persoon bemind kan worden. Maar een wenkend perspectief is het allerminst, zo blijkt. Ook al zo’n honderd jaar geleden in Japan.
Naar aan leiding van: Junichuro Tanizaki, Kruisende lijnen.4 Amsterdam/Antwerpen: LJ Veen, 2024. Vertaald uit het Japans en van een nawoord voorzien door Jaques Westerhoven. Oorspronkelijk uit gekomen in 1931 onder de titel Manji.