het wit dat grenzeloos maakt
en ik maar kijken
naar wat daaronder drijft
een fietsje, een blauwe ijsvogel
vastgevroren (hij ziet er minder
dood uit dan hij is)
ik steek de maan als een munt
in mijn zak (zo makkelijk
steel ik dus van Pasternak)
blijf rondjes schaatsen
want zolang ik geen wak vind
ben ik oneindig wakker
zal ik gieren als de wind
tot het kruien voorzichtig
krakend in jou begint
In dit wintergedicht is de ik-figuur erop uit om de ander open te krijgen. Het ijs (‘in jou’) moet gaan kraken, de barsten in het harde oppervlak. De schaatser vermoedt van alles onder de oppervlakte bij de ander en heeft maar een manier om door te breken: wakker blijven en gieren als de wind. Niet heel ingewikkeld al denk je wel even: Pasternak? Wie was dat ook al weer?
Het is het eerste gedicht in de roman Tosca van Maud Vanhauwaert. Het boek is eigenlijk een lange brief van de ik-figuur, May Solovjov, aan haar uitgever Daniël. De brief is de compilatie van een jaar lang aantekeningen over ene Aline Verstraeten. Zij heeft zich onverwacht in het leven van May gemeld. Gedurende de maanden ontwikkelt zich de contacten tussen May en Aline tot een problematische relatie die aan het einde van het boek is stukgelopen. Met enige bijkomende schade, onder andere in de relatie van May en haar vrouw Lou. Maar bij lezing passeer je zo’n kleine twintig gedichten. Steeds apart afgedrukt, op bladzijden zonder nummering en een witpagina terzijde.
Wat moeten wij hiervan maken?
Mijn eerste gedachte was dat het de gedichten zijn van Vanja Lavrova (een fictieve dichteres). May is namelijk vertaalster van Russische literatuur. Na afloop van een avond met een lezing over Lavrova’s gedichten krijgt zij een bericht van genoemde Aline. Daar begint het verhaal en je kunt dus denken dat we ook een kennismaking krijgen met de poëzie van Lavrova. Maar al snel wordt helder dat dat niet kan. Want op bladzijde 8 blijkt dat het gedicht van hierboven van de hand is van Vladimir Vysotski. Deze Vladimir is acteur en zanger geweest en verwijst naar een historische figuur (1938 – 1980). Zo komen we later ook een gedicht van Alexandr Poesjkin (1799 – 1837) tegen, een van de groten uit het Russische literaire universum, zo blijkt uit de noot aan het einde van het boek. “In sommige gedichten zitten echo’s van bestaande gedichten.” Hebben we hier dan werk van de auteur Maud Verhauwaert? Uiteraard zou je zeggen, het is haar boek. En het past bij de verwarring die zij wil zaaien. Want May Solovjov, de ik-figuur, schrijft aan ene Daniël, en dat is ook de naam van een van de redacteuren van Verhauwaert. Bovendien publiceerde Verhauwaert al twee bundels gedichten. Toch ligt het eerder voor de hand dan wij hier de gedichten hebben van May en van de dichters die May kent. Dan is zij niet alleen vertaler van het werk van anderen maar ook eigenstandig dichter. Het eerste gedicht is van Vyotski. Het is thematisch voor wat er in het romanverhaal komen gaat.
Verderop in de roman mag Aline met May meekijken bij het vertaalwerk en komt dit gedicht van Poesjkin langs. (157). Maar het staat al veel eerder afgedrukt, vroeg in het boek, tussen 19 en 20. De eindnoot verwijst ernaar.
En daar is zij
ze laat haar sluier wijken
kijkt mij onomwonden aan
haar hele lichaam oogledenteer
ze leidt me de wenteltrap op
een schroef, in de revolverkoele
ruizelende nacht
het onweer blijft maar
flitsen maar ons legt ze niet vast.
Buiten de roman zou het een prima gedicht zijn om te bespreken: hoe werken vorm en inhoud samen en wat communiceert het? Maar in deze roman moet je als lezers zelf aan het werk. Hoe past het in het verhaal? Je alert zijn. Maar als je er echt even tijd voor neemt om ze apart te bekijken, zijn de gedichten stuk voor stuk passende werkstukken in de roman.
Bij het lezen van de roman functioneren de gedichten wel als leesremmers. Dan toen ik dat merkte, heb ik de poëzie in eerste instantie slecht vluchtig gelezen. Eerst het verhaal uitkrijgen. Maar omdat het zo goed in elkaar zit, pakte ik het boek opnieuw. Nu met aandacht voor de gedichten.
Weer was het een genoegen.
Naar aanleiding van: Maud Vanhauwaert, Tosca2. Uitgegeven door Das Mag, 2023.
Voor een aparte blog over de roman als geheel, klik hier.