Ik lees geregeld kinder- of jeugdboeken. Want ik ben Voorlezer voor de VoorleesExpress en de DoorleesExpress, hulp bij het lezen voor jonge en iets oudere kinderen. Omdat ik me voorbereidde op de start van een serie van twintig leesontmoetingen met een meisje van ongeveer 10 jaar las ik Dolfje Weerwolfje van Paul van Loon. Ik geloof dat ik het meekreeg als cadeau voor het schoolkind maar ik wilde het wel eerst zelf lezen. Tegen m’n verwachting in werd ik gepakt door dit eerste boek uit een lange serie. Ik kreeg de zestigste druk (!) van het boek dat voor het eerst in 1996 verscheen. Paul van Loon, de auteur, is met prijzen overladen en Dolfje Weerwolfje is groter geworden dan ooit werd gedacht. Wat is het geheim?
Allereerst: het is gewoon een leuk spannend verhaal. Paul van Loon gebruikt korte zinnen, niet te moeilijke woorden en verdeelt het verhaal in overzichtelijke hoofdstukken met soms een stevige cliffhanger. Verder spreekt het magische en het licht beangstigende ook aan. Weerwolven bestaan niet echt, zeggen we, en toch stellen we ons voor van wel. Er komen altijd weer verhalen over.
Paul van Loon situeert het fenomeen in het leven van een jongetje dat jarig wordt. Het gaat om Dolfje Spaan genaamd, die, als hij zeven jaar wordt, ontdekt dat hij een weerwolf is. Dolfje woont bij de familie Vriends. Dat is vader Willem, moeder Jasmijn, en hun zoon Timmie. Hij is op zijn derde door hen in huis genomen omdat zijn echte ouders hem in de steek hadden gelaten toen ze ontdekten dat hij een weerwolf zou worden. Dit zit in zijn familie, maar slaat altijd een generatie over. Dolfjes grootvader is ook een weerwolf, maar zijn ouders zijn dat niet. De familie Vriends kent Dolfjes geheim, maar accepteert hem desondanks, vooral omdat Willem Vriends enorm van anders houdt. Elke maand verandert Dolfje gedurende drie nachten op rij in een weerwolf; bij Volle Maan, de avond daarvoor, en de avond erna.
Wie even verder kijkt dan de oppervlakte van het verhaal, ziet hoe slim hier het thema ‘anders-zijn’ wordt geïntroduceerd. Dolfje ontdekt iets bij zichzelf dat anderen niet hebben. Ergens komt voor kinderen zo’n dag: of het nu gaat over je huidskleur, je taal, je uiterlijk of seksuele oriëntatie, er is iets anders aan je en dat roept angst op. Ben ik de enige? Het antwoord is: nee, gelukkig niet. “Niemand is de enige die blind is, of arm. Niemand is de enige die dik is, of dun, of alleen, of met sproeten, of met een beugel, of met een rolstoel. Er zijn altijd mensen die hetzelfde zijn.” (48)
De volgende stap is dat je leert je anders-zijn te omhelzen en te beheersen en nog sterker, te benutten. Iemand (het blijkt later zijn opa te zijn) zegt tegen hem: “Ik bedoel dat je de baas moet leren worden over jezelf. Snap je?” (52) En zo komen allerlei aspecten van het groot worden en onderkennen wat je uniek maakt een voor een langs. Anderen ontdekken het (59), sommigen zijn er jaloers op. (131) Je kunt erom gepest worden, maar als je jezelf accepteert kan de vijand niet tegen je op. (78) Je vraagt je af van wie je het gekregen hebt (63) en je denkt dat je met je afwijking nergens welkom bent (115), maar dat is een misverstand. Inderdaad, het Opvangcentrum voor Zeldzame Dieren en Mensen wil je vangen en opsluiten (91), maar dat gaat natuurlijk niet lukken. Ten slotte geldt: “Je ziet wel, Dolfje, jij bent nog vrij normaal.” (133) En het belangrijkste is: er zijn mensen die van je houden zoals je bent en je vriend willen zijn. Dolfje woont natuurlijk niet voor niets bij de familie Vriends.
Ik zou dit boek eigenlijk moeten geven aan meisje met een Turkse achtergrond. Ik weet niet of haar ouders dat op prijs gaan stellen: weerwolven, vaders die zich als vrouw kleden en het eten van rauw vlees… Maar als zij het zouden kunnen lezen en achter de letters terechtkomen bij het thema, zou het wel eens een heel treffend boek voor hen en hun dochter kunnen zijn.
Naar aanleiding van: Paul van Loon, Dolfje Weerwolfje.60 Amsterdam: Leopold, 2023. Met tekeningen van Hugo van Look. Eerste druk 1996. Meer over Dolfje Weerwolfje, klik hier.