Wat is het lang geleden dat ik iets magisch-realistisch heb gelezen. Misschien kijk ik niet goed, maar wie schrijft er tegenwoordig romans of novellen als Hubert Lampo (1920 – 2006) destijds? Geen idee. Nu ik De Madonna van Nedermunster (uit 1963) herlezen heb, was het of het verleden heden werd. Stond ik net als Scheepmaker even open voor gene zijde in de aardse werkelijkheid?
De Antwerpse museummedewerker reist af naar Nedermunster om een schilderij op te halen voor een expositie. Het is ‘De Madonna van Nedermunster’ dat ten onrechte aan Van Eyck werd toegeschreven. In de avond van een besneeuwde dag komt hij in de herberg ‘De pelgrim van Galicië’ en ontmoet daar een vrouw, klaarblijkelijk de eigenaresse. “Meteen overmande mij de volstrekte zekerheid, dat die schoonheid op mysterieuze manier sinds alle tijd voor mij bestaan had. Ik aanschouwde haar niet alleen. Ik herkende haar.” (20).
Lampo cursiveert hier zelf, zoals wel vaker in het verhaal. Hij wil blijkbaar de lezer op een bepaald spoor brengen. Ook zonder dat was het wel gelukt: show, don’t tell, Lampo. Je weet me echt mee te nemen naar die grens: ‘… nabij ook in de ruimte, op een eindeloos ver punt van de tijd te bevinden, waar zij een magische scheiding vormde tussen krachtenvelden van verleden en toekomst.’ (24).
De vrouw komt ‘s nachts zijn kamer binnen, zij bedrijven de liefde en het is voor Scheepmaker helder dat het niet de eerste keer was dat hij haar zag. “Met kloppend hart had ik haar ééns in Egypte onder hiëratische danseressen tussen hoge cylindervormige tempelzuilen zien dansen van oogverblindend zonnelicht naar paarse schaduw.” (25). Toe maar. Hij heeft haar ook gezien in de straten van Ur voordat Abraham daar vertrok. Zij was in Athene en het is dat hij de volgende ochtend wakker werd, anders waren zij nog op veel meer plaatsen geweest. Nee, gedroomd heeft hij niet, daarvan is hij persoonlijk overtuigd. De normale onderscheidingen waren echt even weggevallen.
Een paar bladzijden eerder gaf Lampo wat gedachten ten beste over de menselijke persoonlijkheid: wij hebben maar beperkte zelfkennis. Er huist in ons een groot licht. Wij willen dat echter niet laten schijnen. Het zou onze huidige leegheid volop beschijnen. “Ik besefte voor het eerst, dat het leven geen zin zou hebben zonder het ongerepte oerbeeld der volmaaktheid, zelfs wanneer het nooit uit zijn sluimer wordt gewekt.” (20).
Dat is het, de harde pit van dit magisch-realisme: het ongerepte oerbeeld der volmaaktheid. Gek, ik verlang het ook. Alles aan elkaar verbonden in een diepe harmonie, geen ruzie, geen wij-zij, geen grensschermutselingen of oorlogen, geen traan, alleen maar diepe vrede. Het gaat denk ik meer over ongerepte volmaaktheid dan over een ongerept oerbeeld, maar ik snap het. Ik moet denken wat de missioloog Johan Herman Bavinck (1895 – 1964) geschreven heeft over eenheidsbeleving als een vorm van religieus besef: “Het schijnt wel alsof de mens in sommige ogenblikken even ontsnapt aan de gespannenheid van zijn ik-gevoel en voor een kort moment de polsslag van het Universum in zich voelt kloppen.” (14). Als dat net als bij Scheepmaker zich aan je voordoet in de vorm van een vrouw die ’s nachts je kamer in komt, dan is het geen straf om de grenzen te voelen vervagen. Toch? Stel eens voor dat het kwaad in eigen persoon binnenglipt en bij je in bed kruipt.
Ongerepte volmaaktheid, het is voor Lampo niets minder dan de zin van het leven. Zelfs wanneer zij nooit uit haar sluimer wordt gewekt. Gelukkig hebben we kunstenaars, de schrijvers en poëten: hun dromen wekken van alles.
Naar aanleiding van: Hubert Lampo, De Madonna van Nedermunster (Cahiers voor Letterkunde). Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1978.
Dr. J.H. Bavinck, Religieus besef en christelijk geloof. Kampen: Kok, 1949.