“Gelooft u in het bestaan van buitenaards leven?” Deze vraag stelde een jonge vrouw die meer wilde weten over het christelijke geloof. Zij had geen kerkelijke achtergrond en ook geen onderwijs met enige christelijke sporen genoten. Waarom zij deze vraag belangrijk vond, weet ik niet, maar het verraste mij wel. Ik ben nauwelijks met deze vraag bezig en al helemaal niet met de vraag wat je er vanuit Bijbels perspectief over kan zeggen. Ik heb, herinner ik mij, iets gezegd over het bijzondere feit dat in dit immense heelal de Schepper mens wordt, homo sapiens. Ik geloof dat de hele kosmos begrepen is in de verlossing die op dit kleine stipje in de Melkweg tot stand wordt gebracht. In de Heer is alles geschapen, zegt de heilige apostel in zijn brief aan de christenen in Kolosse (1,16): “…alles in de hemel en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door hem en voor hem geschapen.” Hij voegt eraan toe dat dus ook alles verzoend is door de vrede van het kruis. En dat kruis stond op onze planeet.
Licht in de duisternis – het boek over de eerste foto van een zwart gat – brengt je tot de simpele conclusie: wij zijn onooglijk in de wereld van de sterren. Prof. Heino Falcke (* 1966, hoogleraar radioastronomie en astrodeeltjesfysica aan de Radboud Universiteit Nijmegen) wist een wereldwijde samenwerking van astronomen te organiseren en was hoofd van het team dat de foto wist te maken. Hij vertelt het fascinerende verhaal voor leken zoals wij zijn. Hij populariseert, maar nog steeds duizelt het me en heb ik soms geen idee waarover hij het heeft. Wat ik wel weer doorkrijg is hoe de methoden tot het bepalen van plaatsen in het heelal onwaarschijnlijk verbeterd zijn. En dat de kennis van opkomst, blinken en verzinken van sterren enorm is toegenomen in de afgelopen eeuw. Ik snap dat astrofysici ons vertellen dat wij van sterrenstof gemaakt zijn: “Alle elementen waaruit wij zijn samengesteld zijn eerst gebakken in sterren, vervolgens in stofwolken ingevroren tot moleculen en uiteindelijk bij de geboorte van de aarde en de naweeën ervan tot ons gekomen. Ook wij mensen zijn daarom kosmische wezens, met lichamen die bestaan uit sterrenstof.” (83, zie ook 93)
De zoektocht naar de randen van het heelal en de werking van zwarte gaten gaat gemakkelijk samen met de vraag of er buitenaards leven is te vinden. “Een duidelijke aanwijzing voor het voorkomen van leven is echter nog nooit ontdekt. Het is overigens heel waarschijnlijk dat wij niet alleen zijn. Steeds meer collega’s spreken zich daarover uit en durven zelfs hardop te speculeren over aliens.” (84)
Toch is dit maar een terzijde in het boek. Veel interessanter is het laatste deel: Aan gene zijde van de grenzen. Falcke laat zien hoe soepel hoogstaande wetenschap en overtuigd christelijk geloof samengaan. Dat was tijdens het lezen al helder geworden waar hij Bijbelteksten in het verhaal betrekt. (Genesis 1 op 44, 56, 79; 1 Korinte 13,12 op 140; Jeremia 33,20 op 263; Johannes 1,1 op 278). Maar het meest ontroerend is de passage over de Paasdagen die volgden op het openbaar maken van de foto van het zwarte gat. Hij gaat naar de kerk. “Ik zit op de laatste rij en luister naar het verhaal, ik denk terug aan het jubelende onthaal van de laatste dagen, maar ook aan de wonden waarmee wij daarvoor hebben moeten betalen. Ik huil. Wat ik nu nodig heb is de rust en de kracht van Pasen.” (239)
Falcke maakt me duidelijk dat wij met de zwarte gaten aan de grens van onze verstaanshorizon komen. Ons kennen is beperkt en het is prachtig hoe deze nieuwsgierige wetenschapper nederigheid tegenover de hoogmoed plaatst. (266v) In dat verband zegt hij iets belangrijks: “Deze grote wetenschappelijke krachtsinspanningen zullen ons nog veel vreugde schenken, maar een heilsdoel op zich zijn zij niet.” (267). Geen ‘heilsdoel’! Hij ervaart zijn natuurkundig inzicht als iets dat de werkelijkheid van God verheldert. Hij testte met een wereldwijd team of de huidige modellen werken (relativiteitstheorie en de kwantumtheorie). De fysische zoektocht naar begin (oerknal) en de grens (zwart gat) raakt aan de grote levensvragen. “Naar het waarvandaan, waarheen en waarom vragen is zoiets als een instinct van de menselijke ziel, dat ons een leven lang blijft bezighouden en ons tot zoeken noopt. Religie, filosofie en wetenschap spelen bij deze zoektocht elk hun eigen rol. Het wordt lastig wanneer slechts een enkele discipline een exclusieve aanspraak maakt op de hele duiding van de wereld.” (280) Dat neem ik mee: het gaat om een samenwerking van perspectieven. Omdat er een orthodoxe neiging is de Bijbelse verhalen te objectiveren tot vormen feitelijke gebeurtenissen en fysica, wil ik Bijbelverhaal en natuurkunde vooral uit elkaar houden. Maar Falcke’s zoektocht naar de grenzen van het heelal laat zien dat fysica an sich een metafysische betekenis oproept. Onze kennis is beperkt, de wereld is niet deterministisch en God is altijd groter. “Ook de enige volledige beschrijving van God is God zelf.” (282) Daarom is het tweede gebod zo belangrijk: maak geen beeld van God. Dat geldt voor de gelovige en voor de atheïst, schrijft Falcke. (283) Heerlijk. En dat heeft tot gevolg dat de wetenschap geen beloften mag doen die zij niet kan waarmaken: het heil, namelijk de vrede die je vinden kunt met de Schepper. En mensen mogen geen heilsverwachtingen van de wetenschap hebben. Ook die zal zij niet kunnen waarmaken, zelfs als armoede en lijden verminderd kunnen worden. De essentie van het heil blijft persoonlijk en relationeel, het gelovige contact met je Schepper van dit alles. Dat bewijst een huilende prof. dr. Heino Falcke met Pasen. En als er dan leven blijkt te zijn elders in ons universum, dan is ook dat meegenomen in de redding op Golgotha, net buiten Jeruzalem.
Het is een wonderlijke gedachte.
Naar aanleiding van: Heino Falcke, met Jörg Römer, Licht in de duisternis: Zwarte gaten, het universum en wij. Amsterdam: Prometheus, 2020. Oorspronkelijke titel Licht im Dunkeln, uitgegeven bij J.G. Cotta’sche Buchhandlung Nachfolger GmbH, Stuttgart 2020, vertaald door Roland Fagel.
Klik hier voor een leuk gesprek met Falcke bij omroep Gelderland.
Leuk weetje: Zo’n honderd jaar geleden ontdekte men dat het heelal uitdijt. Het universum moet dus ook een begin hebben gehad. De katholiek Lemaître suggereerde iets als een oeratoom waaruit een jong universum was ontstaan. “Onderzoekers bleven sceptisch en deden zijn model spottend af als ‘Big Bang’. Dat hele begrip had aanvankelijk dus een negatieve lading, maar bleef in zwang, omdat de gedachte erachter bleek te kloppen. Het in Nederland inmiddels ingeburgerde oerknal lijkt mij een passender formulering.” (114)