Terug naar het verleden

Sinds ik me overgegeven heb aan hypnotherapie (met veel heil als resultaat), weet ik een en ander over de kracht van de verbeelding. Het onderbewuste heeft allerlei beelden opgeslagen. Die zijn in ontspannen toestand te bereiken en te activeren. Dan kun je met beelden werken aan je innerlijke huishouden. Zelfs zo dat het gedrag in het heden gaat beïnvloeden. Door de jaren heen heb ik wat geleerd over ‘mind over matter’. In de oosterse filosofie en meditatiepraktijk is daar veel over geschreven. Maar nu ik het ondervonden heb is het me nog duidelijker geworden. Mentale verbeelding is een bijzonder geschenk aan de mensheid.

Zo is dit een boeiende denkexercitie: naar het verleden gaan om een situatie over te doen. De Japanse schrijver Toshikazu Kawaguchi neemt ons in de roman Voordat de koffie koud wordt (uit 2015) mee in dat experiment. Er is een klein koffiezaakje, Funiculi Funicolà, waar, volgens de stadslegende, de klanten terug kunnen naar het verleden. Er zitten een aantal voorwaarden aan vast, zoals de stoel waar je op moet zitten, de deur van het bezoek (voordat de koffie koud wordt moet je terug zijn) en de persoon die je wilt ontmoeten moet ook in de zaak geweest zijn.

Fumiko Kiyokawa wil naar het verleden terug. Niet heel ver, een week. Toen hoorde zij van haar vriend Goro Katada dat hij plots voor zijn werk naar Amerika moest. Dat gesprek werd het afscheidsgesprek van de geliefden. Terwijl Fumiko had gedacht dat het een gesprek over trouwen zou zijn. Een week later krijgt Fumiko de kans naar het verleden terug te gaan. Fumiko wil tegen Goro zeggen dat haar trots haar toen in de weg zat. Zij zei niet dat hij moest blijven. Daarom zou zij het over willen doen. Maar de boodschap is van de eigenaar van de koffiezaak is: je kunt de werkelijkheid niet veranderen, hoezeer je je ook inspant. Je kunt wel je gevoelens overbrengen maar de werkelijkheid verandert niet.

Fumiko wil het toch doen, alleen al om het fenomeen van het terugkeren mee te maken. “Zodra de stoom uit het met koffie gevulde kopje opstijgt, begint samen met het kringelen van de stoom ook de omgeving van de tafel waaraan Fumiko zit kringelend te vervormen. Fumiko wordt bang en sluit haar ogen, maar het gevoel dat ze zelf net als de stoom kringelend vervormd wordt almaar sterker. … En dan verdwijnt plots het gevoel alsof haar ziel als stoom kringelt en komt het gevoel in haar ledematen vaag terug. Fumiko betast haastig haar gezicht en lichaam, vergewist zich ervan dat ze er echt is.” (57 en 61, zie ook 109 en 126, 175 en 194, 229).

“Ga maar hoor…,” zegt Fumiko dan, als zij een week eerder met Goro aan de koffie zit: “Ach, het is al goed… Wat ik ook zeg, het feit dat je naar Amerika vertrekt zal toch niet veranderen, dus…” (65) Mooi, trots dus overwonnen. Maar in het korte gesprek met Goro hoort zij op de valreep ook nog iets nieuws. Goro zegt: “Voordat ik jou ontmoette, knoopten vrouwen nooit een gesprek met me aan omdat ze het akelig vonden. … Ook nadat wij een relatie kregen … zou je ooit een andere, een aantrekkelijke man leuk zijn gaan vinden.” (66) Ach, dat zat er dus ook achter het vertrek.
Fumiko is al in de stoom terug naar het heden als ze dit verneemt. En inderdaad, Goro is vertrokken. Ze keert terug en vraagt aan Kazu: “En de dingen vanaf nu?” Kazu antwoordt: “De toekomst heeft zich nog niet doorgedaan, dus dat is aan u, mevrouw.” (68)

De roman is een bundel van vier situaties van mensen die issues uit het verleden onder ogen zien en er wat mee doen. De laatste gaat over de toekomst weliswaar (je kunt ook even naar de toekomst) maar dat is omdat er in het verleden iets speelde. De personages uit de koffiezaak komen in elk hoofdstuk terug en zo is het echt een eenheid, dit boek. Mooi geschreven levert het brandstof aan de eigen verbeelding: waar zou ik naar terug willen? De bijpassende vraag is natuurlijk: waarom zou je het willen als je de dingen die gebeurt zijn niet kan veranderen? Het voor de hand liggen antwoord is: je kunt je beleving ervan wel veranderen. Want dat is de actuele en toekomstgerichte kracht van de verbeelding. Het ene kleine minpuntje aan het boek is dat de schrijver dat aan het slot wel erg expliciet maakt. “Mensen kunnen puur met hun hart moeilijkheden in de werkelijkheid, hoe pijnlijk ook, te boven komen. Dus ook al verandert de werkelijkheid niet, zolang de harten van de mensen veranderen, heeft deze stoel ook beslist een belangrijk nut.” (255)


Naar aanleiding van: Toshikazu Kawaguchi, Voordat de koffie koud wordt.11 Amsterdam: Meulenhof, 2023. Vertaald uit het Japans door Maarten Liebregts, oorspronkelijke titel: Kōhii ga samenai uchi ni, voor het eerst gepubliceerd in 2015.

Dromende eend

Onrustige nacht

Een eend droomt van een buizerd en schrikt wakker,
hij schuifelt, roert zijn staart, zijn onrust staakt,
hij slaakt drie kwaken en valt weer in slaap,
de donzen stilte is nu stukgemaakt.
Een zwarte wind in warre lucht ontwaakt,
verstoort de dierendromen waar hij gaat
langs ademende stallen, stapt en draaft
zoals de veulens, maar die slapen braaf.
Wat stil was fluistert nu, en langzaamaan
daalt dan de maan en laat de vlier zijn slaap
in dichte witte deuren rond hem dwalen.

Gedateerd 12 september 1943

Een eend droomt van een buizerd. Dat is schrikken, het prooidier weet hoe snel en dodelijk de jager is. De droom is voor het moment van dromen werkelijkheid. Dus schrik je. En als je wakker bent geworden, moet je even kalmeren. Voordat de slaap weer gevonden wordt: even bewegen, je grenzen verkennen, even geluid maken. Maar hoe je het ook wendt of keert, de slaap van na de nachtmerrie is toch niet de ware. En de stilte die heerste, in je geest of daarbuiten, is verstoord: stukgemaakt. Donzen stilte was het, heerlijke combinatie. Synesthesie, het combineren van twee verschillende zintuigelijke waarnemingen. Veren die je tasten kan en stilte in het gehoor (met dank aan een goede vriend).

Wat een heerlijk begin van een sfeergedicht.
Want behalve de eend is er nog iets ontwaakt: ‘een zwarte wind’, weer zo’n combinatie. Het duister van de nacht wordt aan het waaien toegevoegd. De onrust hangt nu in de lucht, warre lucht. Wat in de geest begon (een droom) is nu tastbaar, voelbaar geworden in de omgeving. En die wind heeft weer tot effect dat andere dieren onrustig worden. Want de wind gaat waar hij wil.
Zo komt hij bij de paarden. Ademende stallen, goed beeld. Je voelt direct aan dat het hier gaat over de paarden op stal, en let op, de veulens erbij. De wind ‘stapt en draaft’ zoals veulens. De onrust gaat voort, en in verhoogd tempo. Maar de veulens zelf, ach die laten de onrust aan zich voorbij gaan, braaf slapend.
De taal laat ons steeds de grenzen tussen onze indelingen overschrijden. De delen vloeien in elkaar over, de wereld is minder scherp, we worden meegenomen, we slingeren met de zinnen mee en verlaten de dierenwereld. We passeren weer die stukgemaakte stilte.
De stilte is overgegaan in fluistering. En dat duurt even. Het gaat langzaam, maar de tijd verstrijkt. We zien het aan de maan. Het licht van de nacht. Die daalt. Waar naartoe? Verzin het maar: onder de horizon? Waar de zon zal opgaan? Wie weet. Maar het gedicht wil ons dat niet vertellen nu. We worden geacht nu mee te kijken naar de vlier. Deze struik laat z’n slaap rond hem, de maan, dwalen. Nu moet de verbeelding aan de slag. Wat kan dat zijn? Hint: ‘in dichte witte deuren’. Ik denk dat er mist ontstaat. Dichte mist waarin je weinig ziet en slechts gedempt geluid kan horen. Daar waar onze indelingen verborgen zijn. En de vlier ‘produceert’ dat?

We eindigen dwalend in de nachtelijke mist.
De werkelijkheid rolt door de tijd, elk leven bevindt zich in de nacht.
Er hoeft maar een droom te ontstaan of er trilt onrust door het duister. Want er zijn veel soorten dromende levende wezens en – zo noteert de dichter fijntjes – sommige zijn bang voor andere.

En dan zie ik de datering: 1943. Tweede Wereldoorlog. De dichter, de Hongaarse Jood Miklós Radnóti (geboren in 1909) wordt in september 1940 opgeroepen voor arbeidsdienst. In juli 1942 voor de tweede keer. Ergens begin november 1944 is hij hoogstwaarschijnlijk gefusilleerd.
De schrik van deze ‘dromende eend’.


Naar aanleiding van: Miklós Radnóti, ‘Onrustige nacht’ In: Nachthemel, waak. Amsterdam: Van Oorschot, 2023, 88. Vertaald door Arjaan van Nimwegen en Orlosya Réthelyi. Ik vind ‘warre’ een mooi woord, omdat ik het niet in mijn vocabulaire heb. Ik vermoed dat het iets met ‘warrig te maken heeft’ en volgens Van Dale klopt dat: in de war brengen, maken, sturen, raken, zijn, zitten verward, in wanorde. Sfeerwoord in het gedicht.

Talk to me, Goose

Het is 12 januari 2024 en ik lees op nu.nl: Tom Cruise is bezig met een derde Top Gun-film. Top Gun Maverick, het tweede deel, kwam in de zomer van 2022 uit en was een enorm succes. Samen met filmvriend Hugo zag ik de spetterende actie in Pathé hier ter stede. We vermaakten ons prima. Juist deze week bekeek ik het eerste deel nog een keer. Ik kon het niet laten m’n gedachten erover te laten gaan. Als we het vermaak gehad hebben welk mensbeeld is ons dan voorgehouden? Wie zien we als we de Amerikaanse Hollywoodspiegel inkijken?

Eerst het verhaal van de film uit 1986: Luitenant van de Amerikaanse marine, piloot Pete Mitchell (gespeeld door Tom Cruise) heeft de bijnaam Maverick en is een onstuimige waaghals. Hij wordt toegelaten tot Top Gun, de elite Fighter School van Miramar. Maar daar zal de impulsieve jonge piloot moeten concurreren met de besten, onder wie Iceman, een briljante en zeer competitieve medestudent: Tom Kazinksi (Val Kilmer). Samen met zijn beste vriend Goose (Anthony Edwards) wil hij de beste van de besten worden. Maverick lapt de regels aan z’n laars en komt ermee weg. Aan het begin van de film vraagt hij toestemming om een ‘fly-by’ te doen langs de brug van het vliegkampschip. Als dat wordt geweigerd doet hij het toch. De reprimande leidt niet tot ander gedrag; aan het slot van de film herhaalt hij de stunt nog eens.
Naast competitie zien we vriendschap als hoge waarde. Maverick en Goose zijn als familie voor elkaar. Ze gaan door het vuur en komen voor elkaar op. Elkaars wingman zijn ze, ook in de liefde. Als Goose bij een crash omkomt blijft de band bestaan. Maverick voelt zich ellendig en schuldig, ook al wordt hij vrijgesproken. Zijn zelfvertrouwen is geblutst en als hij in een serieus luchtgevecht met Russische MiG’s dreigt op te geven, fluistert hij voor zichzelf: “Talk to me, Goose!”
Onder de vrouwen wek je dan als man de indruk alles onder controle te hebben. Afgetrainde lijven bij het volleybal en machogedrag voor de deur van de vrouwen. Maverick tot Goose als zij de marinebar inlopen: “Target rich environment!” Het is de elite die met motoren rijdt en waar de vrouwen een Porsche voor de deur hebben staan. Charlie, de instructrice die Maverick verovert, en Carole, de vrouw van Goose (Meg Ryan) roepen: “You’re a stud. Take me to bed or loose me forever.”
In het hart van dit alles vind je betrouwbaarheid. “Als je oorlog moet voeren, wil je hem er dan bij hebben?” Het dunne lijntje over Duke Mitchell, de vader van Maverick, gaat ook over de vraag: heeft hij als vlieger gedeugd?

In Top Gun: Maverick (2022) krijgt Maverick van zijn oude maatje Ice een speciale opdracht: hij moet een jonge lichting vliegeniers trainen voor een heel bijzondere en gevaarlijke missie. Eén van de jonge piloten is Bradley ‘Rooster’ Bradshaw (Miles Teller), de zoon van Mavericks overleden beste vriend Goose. De film is voortreffelijk in het terughalen van de eerste episode. “Talk to me, Goose” zegt Maverick als hij een supersonisch vliegtuig tot mach 10 gaat vliegen, en daar voorbij. Uiteraard tegen de wil van zijn leidinggevende in. Ook Goose’ zoon Rooster fluistert ‘Talk to me, Dad” als hij een weifelmoment heeft in de cockpit.
Competitie, vriendschap, mannelijkheid en betrouwbaarheid, het komt allemaal weer langs. Het held is uiteraard voor een urgente maar onmogelijke opdracht gesteld. Hij wordt weer een keer uitgerangeerd, hij bewijst zichzelf ook als daar niet om wordt gevraagd, en hij is uiteindelijk ook iemand die geholpen moet worden. Niet geheel onverwachts komt Rooster hem helpen als Maverick crasht. Samen komen zij eruit door moedig en competent vliegen en vechten. En dan is er nog de hulp van de reservevlieger als zij ‘out of ammo’ zijn.
Oud zeer tussen Goose en Maverick wordt geheeld door samen te overleven. Boven dit alles wappert het Amerikaanse patriottisme: “Make us proud,” zegt admiraal Solomon ‘Warlock’ Bates (Charles Parnell) tegen Pete ‘Maverick’ Mitchell, vlak voordat de onmogelijke operatie van start gaat. Het is alsof je Donald Trump hoort.


Naar aanleiding van: Top Gun 1986, Regisseur Tony Scott (broer van Ridley Scott) en Top Gun Maverick 2022, regisseur Joseph Kosinski.

Klik hier voor de Top Gun Anthem, live door Hans Hans Zimmer (2 juni 2023)

Take my breath away van Giorgio Moroder, won een Oscar in 1987

Kenny Loggings Danger Zone, klik hier.

Top Gun: Maverick haalde in 2022 wereldwijd 1,38 miljard euro op en werd daarmee ook de succesvolste film van dat jaar.

Dan kan je wat

54. Homofeel

er werd nu al zo lang
zo veel onzin verkocht
in de zalen en de gangen
van de kerk die hij bezocht
hij had al geen idee meer
wanneer dat allemaal begon
hij was bijna bang
dat hij het nooit bijhouden kon
wat als ze weer wat zeiden
en hij dat dan zou missen
hoe zou het hij het dan weten
wat ze over hem beslissen

thuisgekomen, licht gaat aan
schijnt op het boek der boeken
valt daar terug op drieëntwintig
wil niet langer hoeven zoeken

ook wat niet went voelt snel bekend
daar gaat hij, door zijn donker dal
en probeert daar te onthouden
dat Hij altijd van hem houden zal

Heel weinig interpunctie in dit gedicht van Thom Bakker, twee keer een komma. Dat is alles. Toch kun je ongehinderd van de eerste tot de laatste regel het gedicht volgen en ben je aan het slot gekomen, dan ben je in korte tijd in de huid gekomen van een gelovige, homoseksuele man of jongen. Dat vind ik een knappe prestatie van de dichter. Het weglaten van hoofdletters, het gebruik van eenvoudige taal en het invoegen van twee witregels de zijn sterke middelen om dat te bereiken.

De ‘hij’ in dit gedicht vindt zijn houvast bij de liefde van God. Dat is hard nodig in een geloofsgemeenschap waarin over zijn homoseksueel-zijn van alles wordt geroepen en vooral veel onzin. Maar het meest spannende is dat allerlei mensen met meningen ook nog over hem kunnen beslissen. Zo is het vaak. Mag een homoseksueel avondmaal vieren? Mag hij een leidinggevende positie innemen? Moet hij ongehuwd blijven? Je kan denken: joh, laat gaan, mensen zeggen zoveel. Maar onderschat het niet, we komen hier iemand tegen die in een kerk functioneert. Daar haal je niet zomaar je schouders op. Raar genoeg, hoe pijnlijk ook, je wilt het horen. Hij wil het bijhouden, niets missen.

De tweede strofe begint met het woord ‘thuisgekomen’. Vooraan in de zin, het is niet alleen een locatie. Het is de start van de boodschap van het gedicht: hij komt thuis bij de Heer. Dat is dan dus even niet tussen de mensen in de kerk. Thuis, daar gaat licht aan, daar ligt een Bijbel. Hij valt terug op het bekende: Psalm 23. Welke gelovige kent hem niet? ‘De Heer is mijn herder, mij ontbreekt niets.’ Wat is er erg aan als je soms gewoon het allerbekendste pakt? Even niet hoeven zoeken naar een passende tekst, gewoon Psalm 23, oud en vertrouwd.

En dan worden we aan het denken gezet: ‘ook wat niet went voelt snel bekend’? Als je deze zin zou weglaten, zou het soepel lopen tot het einde. Het donker dal kennen we uit Psalm 23. En dan heel treffend: hij gaat het proberen te onthouden. Dat het slotwoord zal is en niet houden, dat is ook al zo fijn gedaan. Als het was geweest: zal houden rijmt het misschien we sterker. Maar het klinkt toch een beetje slap, te vol rijm. Nu staat het woord zal in de aandacht. Het is een sterk woord, over de toekomst. Dat heb je nodig als je daar bent, in dat donker dal van de kakelende kerk. Daar gaat hij doorheen.
Maar eerst staat er: ‘ook wat niet went voelt snel bekend’. Zo was het gedicht begonnen: er wordt al zolang onzin verkocht. Het is bekend. Maar het went toch nooit. Dus elke keer als er weer een discussie opgang komt, of voortgezet wordt, denk je: daar gaan we weer, weer afwachten wat er nu over me besloten wordt. Wanneer stopt dit? Wie gaat er met, niet over, de hoofdpersoon in gesprek?
God doet dat. Door die eeuwenoude Psalm.

Mooi gedicht, hoor.
Als je zoiets maakt, dan doe je niet maar wat, dan kan je wat.


Naar aanleiding van: ’54. Homofeel’. In: Ik doe ook maar wat: 111 gedichten van Thom. Soest: Boekscout, 2022. Thom Bakker is leerkracht en jongerenbegeleider.

Huisgenoot

We schuiven in dit huis nu al een half jaar
met onszelf en met elkaar – hoe staan we in de kamer,
in de keuken, waar loop jij nu, waar ben ik,
hoe zitten wij soms op de binnenbank
en liggen dan weer languit op dat luie
buitenexemplaar
van bij de Intratuin.
Samenwonen is een hele brede tekening
met schuine en met rechte lijnen, met een blije voorgrond
en een stille achtergrond, het is een soort regie, het is beslissing
op vergissing, het is gesprek, het is mijn terug-
en jouw ten strijde trekken,
het is een boek, het is muziek,
misschien is het een plan.
Het is een licht dat dit gedicht niet tonen kan.
Het is het zachtste zwijgen.
Wat verklaart het voorrecht
onverwachte vriendschap
thuisbezorgd te krijgen?
Ik probeer het hier, in mijn kantoortje,
tot iets wat zichtbaar blijft te vergelijken.
Jij bent op bed Lewis-Capaldifimpjes aan het kijken.

Edward van de Vendel leerde ik kennen toen ik hoorde van zijn bundel: Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt (uit 2020). ‘Gedichten waar je wat aan hebt’ luidt de gedurfde ondertitel. Maar hij zegt niets te veel, ook niet voor volwassenen. Want, zo begreep ik, hij schrijft vooral voor kinderen en tieners. In de Poëzieweek van dit jaar (2024) kreeg je bij de koop van een poëtisch werk voor het geringe bedrag van € 12,50 het cadeau van Edward van de Vendel erbij: Kom nog even naar mij kijken straks. Daarin is opgenomen bovenstaand gedicht: ‘Huisgenoot’. 

Aan de oppervlakte is de strekking helder: dit gaat over samenwonen. Een stel woont een half jaar samen in een huis en de ‘ik’ schrijft daarover een gedicht. De beschrijving aan het begin loopt uit op de beschrijving van de actuele situatie: de ‘ik’ zit in zijn werkkamer dit gedicht te schrijven terwijl zijn partner (de ‘jij’) op bed ligt en filmpjes kijkt. Maar het valt direct op dat drie regels cursief zijn gezet:

Wat verklaart het voorrecht
onverwachte vriendschap
thuisbezorgd te krijgen?

Mooie vraag. De ik-figuur heeft de ander blijkbaar niet al heel lang als vriend (of vriendin, kan ook natuurlijk). Het is nogal onverwacht gegaan misschien? Of de ‘ik’ vraagt zich af wat hem (of haar) zo aantrekkelijk maakt om mee samen te leven? Schuingedrukt trekt deze zin de aandacht naar zich toe. Daaromheen is meesterlijk geschetst dat je moet leren de leefruimte in te nemen met z’n tweeën. Dat gaat soms vanzelf en is het als een dans (‘waar loop jij nu, waar ben ik?’). Het heeft op andere momenten iets van een oorlog: terugtrekken en ten strijde trekken. Maar het is iets wat nooit helemaal beschreven kan worden: ‘Het is een licht dat dit gedicht niet tonen kan’.  Toch probeert hij het. Elk zit op een eigen locatie in de leefruimte: het kantoortje of het bed. De ik-figuur probeert het raadsel in woorden te vangen. Wie weet gaat het iets worden dat ‘zichtbaar blijft’. 

De dichter brengt het dichtbij door verwijzingen naar de wereld van nu. De Intratuin is een begrip en Lewis-Capaldi ook – al moet ik toegeven dat ik ‘m eerst moest opzoeken. En dat is nu juist de charme, vind ik. Je voelt bij het lezen je niet buitengesloten, eerder uitgenodigd om even mee te kijken met de ‘jij’ die op het bed ligt.

Ik kocht een bundel van de Hongaarse dichter Miklós Radnóti (1909 – 1944) en kreeg als extra het gedicht ‘Huisgenoot’ ook als poster mee. Die gaan we ophangen, ergens in huis. Het is de dichter dus gelukt: ‘wat zichtbaars’ maken.


Naar aanleiding van: Edward van de Vendel, ‘Huisgenoot’ In: Kom nog even naar mij kijken straks. Uitgave van het Poëziecentrum (in samenwerking met Poetry International en met steun van uitgeverij Querido) ter gelegenheid van de Poëzieweek 2024.