Mijn oudste broer ging op zaterdagmorgen naar de middelbare school. Ik zelf heb dat niet meer meegemaakt, terwijl we toch maar drie jaar schelen. Ergens eind jaren zestig, begin jaren zeventig moet dat veranderd zijn. In Gouden jaren beschrijft Annegreet van Bergen hoe ons dagelijks leven in een halve eeuw onvoorstelbaar veranderd is: “Zelf ging ik,” noteert zij in 2014, “tot aan het eind van mijn middelbareschooltijd, in 1973, iedere zaterdag naar school. Ik was van voor de Mammoetwet en op het oude gymnasium had je zes dagen per week les. Op het laatst waren we op zaterdag op school nog maar met een handjevol leerlingen en ook werd het ieder jaar op zaterdagmorgen steeds stiller op straat.” (331)
In 1966 kreeg ik mijn eerste boekje met Kerst: Anton en zijn aapje, geschreven voor C.A. ten Heuvel-Meester. Anton Dijkstra is een jongen van negen jaar – over een week hoopt hij tien te worden. Het verhaal start in de vierde klas. Op zaterdagmorgen wordt er gewerkt door de kinderen, ook door vriend Dick. “Dick dwaalt hoe langer, hoe verder af met zijn gedachten. Zo’n vrije Zaterdagmiddag is ook een heerlijkheid; kun je doen wat je zelf wilt.” (3) Het verhaal van 24 bladzijden gaat over wat er gebeurt op die zaterdagmiddag.
Uitgever Jan Haan geeft de clou weg in de prospectus van 1957:
“C. A. ten Heuvel-Meester: Anton en zijn aapje. Jongens en meisjes van 8-11 jaar, 24 bladz. Anton (wiens vader overleden is; moeder moet hard werken op de breimachine, om een broodje te verdienen) heeft een aapje gekregen, dat zijn broer uit Indonesië heeft meegebracht. Maar zijn verjaardag komt in het zicht en hij moet eigenlijk een fiets hebben, die moeder evenwel niet betalen kan. Voor f 75.— verkoopt zij (zonder dat Anton het weet) het aapje aan een naburige dierentuin. In zijn drift scheldt Anton zijn moeder uit; loopt weg; lift met een auto; komt in de dierentuin en weet het aapje weer mee te nemen. Dat gaat natuurlijk niet. Maar tenslotte komt alles toch terecht: het aapje gaat terug, de fiets komt er en, wat het voornaamste is: Anton ziet zijn fouten in.”
De orthodox-protestante spiritualiteit dus: zonde en vergeving, dat is het voornaamste in het bestaan. Anton kan het tegen eind van de vertelling helder op een rij zetten. “In zijn hart weet hij best, dat alles verre van fraai is, wat hij heeft gedaan. Moeke uitgescholden voor nare vrouw, weggelopen van huis, Binkie stilletjes uit de dierentuin meegenomen…. Nee, van zijn boosheid is weinig overgebleven, er is nu alleen maar angst in zijn binnenste. Hoe moet dat allemaal toch weer in orde komen?” (20)
Nou, dat gaat als volgt. Eerst, onder leiding van schoonzus Elly het Onze Vader opzeggen, op de blote knieën voor het bed. Maar dat is niet voldoende: “Na het Amen gaat Elly stilletjes de kamer uit. Anton staat nog niet op. Neen, eerst moet hij ook nog met zijn eigen woorden vragen, of de Heere Jezus hem wil vergeven. En wat doet het er toe of dit gebed verward is, de Heere begrijpt het wel. Hij ziet, dat er echt berouw is in Anton’s hartje.” (23)
Het was de tijd van verdergaande modernisering en groeiende welvaart. De weduwe zit niet bij de pakken neer en heeft een breimachine (!). De nieuwe fiets moet er komen. Je kon als volwassene gerust een jongeren aanraden een sigaret te nemen (‘hier, rook maar een cigaretje, Karel.’ 15) en intussen je bezorgd afvragen of wij wel genoeg bewondering hebben voor Gods schepping. (24) Alles mooi en best, maar het jongetje van ruim vier jaar leerde zo vooruitkijken naar de wereld van de kinderen van tien jaar. Het voornaamste is: zondekennis.
Naar aanleiding van: C.A. ten Heuvel–Meester, Anton en zijn aapje. Groningen: Jan Haan, 1966. Geïllustreerd door Corry Bos. De prijs was 40 cent. In de editie van 13 november 1956 van het Zeeuwse Eilanden-nieuws, een christelijke streekblad op gereformeerde grondslag, werd op p.2 het verschijnen van het boekje aangekondigd: ‘prachtig geschreven’.
Annegreet van Bergen, Gouden jaren: Hoe ons dagelijks leven in een halve eeuw onvoorstelbaar is veranderd.37 Amsterdam/Antwerpen: Atlas/Contact, 2017 (eerste druk 2014).