Zachtjes tikt de regen op m’n zolderraam,
‘t ritme van de eenzaamheid.
Die regen zegt wij waren zo gelukkig saam,
maar nu is dat verleden tijd.
Onvergetelijke tekst, gezongen door Rob de Nijs in 1963. De regen vertelt ons iets. Mij spreekt de blomme een tale, dichtte Guido Gezelle in de 19e eeuw. Zo werkt dat bij kinderen in de magische fase, sterker dan bij volwassenen. Daar aangekomen is het niet zo gemakkelijk is om de openheid voor de fantasie voorbij de rationele orde terug te halen.
Hermann Huppen laat het ons zien door Nick. Het jongetje van 8 jaar zit in zijn pyjama. Het is bedtijd, buiten wordt het donker. Hij oefent nog even een menuet van Bach op de dwarsfluit. Als hij het raam open doet waait de muziekstandaard met bladmuziek om, want er hangt onweer boven de stad. Eenmaal in slaap komt Nick Filarmo tegen en samen gaan zij op zoek naar muziek. Dat zal blijken een groot dierenorkest te zijn dat Filarmo zal gaan dirigeren… maar de regen voorkomt de uitvoering. De wolken staan tegen de einder al weer ingetekend. (43) Het verhaal sluit af met Nick die, wakker geworden, de ramen dicht doet om de regen buiten te sluiten.
Maar voordat we zover zijn hebben we de meest wonderlijke figuren langs zien komen. Filarmo citeert Kafka, Mozart, Nietzsche, Goethe en Egmond en Hoorn maar het lukt steeds niet de juiste toon te treffen en de harmonie te vinden. Hermann brengt met humor een hommage aan M.C. Escher en de trap die nooit ophoudt. (32, 34-36) Zijn tekenstijl is helder en vol kleur, schaduwpartijen ontbreken. Maar de wereld is een doolhof en het verhaal is wonderlijk gestoord: alle normale menselijke ordeningen lopen volstrekt door elkaar heen. Op één moment is Nick een beetje bang voor Filarmo (29), maar Hermann houdt zich in. Wie de andere stripseries van deze tekenaar kent, weet hoe hij over de dingen denkt. De achterkaft is onomwonden: “Hermann beweerde in een interview uit 1993 dat 85% van de mensheid onbetrouwbaar is en die bestaat uit mensen die alleen maar wachten op het geschikte moment om je beroven. Hij sprak zich niet bijster juichend uit over de evolutie van de mensheid. Net daarom vormen de dromerige avonturen van Nick een atypisch hoofdstukje in het realistische en rauwe oeuvre van de stripmaker.”
Het zal niet voor niets zijn dat in de eerste verhalen van Nick meneer Bang de tegenspeler is. Hij wil Nick en de dieren in de kooi krijgen en houden. Als Nick zich verzet en de vieren vrij maakt of houdt, ontploft de meneer van woede: Bang! Met de dieren is er dan een moment van vrede en zien we Nick tenslotte weer in zijn bed terug (of er net uit gevallen). Want daar gebeurt het, in de dromen. Vader en moeder roepen, zelf onzichtbaar, steeds vanuit de kamer dat de jongen moet gaan slapen. Als hij dat doet, komt alles tot leven. Ik heb mijn dromen nooit bijgehouden, maar dat het een wonderlijk ongeordend geheel is, is helder. Dat er veel angst in verborgen ligt, dat is ook waar. Dat de angst in een dreigende complexe wereld overwonnen wordt door vindingrijkheid en samenwerking, dat is typisch de boodschap van Hermann in heel zijn werk. Zo atypisch is de Nick-serie niet.
In 1991 kwam Michel Van Roye, wethouder van openbare ruimte en het leefmilieu van de stad Brussel, samen met het Belgisch StripCentrum, op het idee om een stripparcours te maken. Zo kun je wandelen langs wanden en muren met stripafbeeldingen. Uit Hermanns werk viel de eer te beurt aan Nick en zijn dierenvrienden. Het fresco is vanaf oktober 1999 zichtbaar op de hoek van de Rue de Senne en de Rue des Fabriques, in een buitenwijk van Brussel.
Naar aanleiding van: Hermann, Hee Nick! Droom je? Integraal. Zeldegem: Saga, 2017. Scenario van Morphée (pseudoniem Philippe Vandooren, de zwager van Hermann). Inkleuringen: Carla en Vittorio Leonardo.
De serie verscheen tussen 1980 en 1983. “Helaas was het universum te ongebruikelijk en vond de serie zijn publiek niet. Vooraf gepubliceerd in de Robbedoes-krant klampte het jonge publiek zich niet vast aan dit dromerige, poëtische en absurde universum met waarschijnlijk te realistische tekeningen en een intelligent verhaal dat een zekere reflectie vroeg. Hermanns vaste volgers vonden noch de scherpte noch de sfeer van zijn andere verhalen terug. Deze vreemde strip toonde een andere kant van Hermann, maar omdat de verkoop matig bleek (tussen 10.000 en 12.000 exemplaren) eindigde het avontuur na het derde deel. Het was Philippe Vandooren zelf die besloot de handdoek in de ring te gooien.” (website Hermann)