Ergelijk gewoon

Hier volgt een gedicht uit een bundel die ik zojuist weggooide. Jarenlang stond hij ongelezen in mijn kast. Als cadeau gekregen maar geen tijd voor gemaakt. Daar moest een einde aan komen, dacht ik laatst. De leeservaring was echter teleurstellend. Zelfs zo dat ik het boekje geen plaats meer gun in mijn boekenrij. En toch red ik een gedicht van de ondergang. Het maakte me namelijk kwaad, nou ja, een beetje boos. En als je dat lukt, dan verdien je een blog.

Een dienstertje in het hotel
met een wijnvlek over
haar halve gezichtje
en een stem zo zacht en glanzend
als het edelst blinkend metaal.

Ik had een naam nodig
en ik vroeg de hare
om aan haar te kunnen denken
op een dag dat ik mij
zo’n stem herinneren wilde
en een bedeesde glimlach –
ze zei: ik heet Patricia.
Maar ik noem haar Geneviève.

Het gaat om gedicht 3 uit de serie van 5 onder de titel Suite de la fuste. De eerste alinea stoorde me vanwege dat ‘dienstertje’ maar als geoefende lezer riep ik mijzelf tot de orde. Dat denigrerende kan een functie hebben. Of zelfs de pointe zijn. Een wijnvlek in een hotel, niet vreemd, een wijnvlek ter grootte van een half gezicht wel. Maar ook hier weer het diminutivum en ik begin te hopen op iets verrassends rond dat thema. We gaan van gezicht naar stem. Een kleine stap, ik geef het toe, maar toch een overgang naar een andere categorie: van zicht naar klank.

Dan blijkt de ik-figuur zich graag deze stem blijft herinneren. Zij is volgens hem te vergelijken met edel metaal. Hier een nieuwe ergernis, want ik zie niet goed hoe het zachte glanzen van een edelsteen helpt bij het bewonderen van een stem. De wat manke vergelijkende metafoor is vervolgens uit beeld als wij ineens horen dat er een naam nodig is. De ‘ik’ wil de stem herinneren en de bovenmaatse wijnvlek is blijkbaar niet afdoende, ook de duurste diamant niet, nee, een naam graag.

Dan wordt de man ronduit bruut. De aanname dat we hier met een man van doen hebben, is niet vergezocht, toch? Vrouwen kunnen ook wat badinerend spreken over een ‘vrouwtje’ dat zij kennen, maar ‘dienstertje’ en ‘gezichtje’ gaan in strofe 2 samen met een ‘bedeesde glimlach’. Dat zijn allemaal teksten die ik nogal passend vind bij een arrogante aristocraat die graag zwelgt in zijn overwinningen en daarbij lustgevoel voelt opkomen. Dan is het wel van belang dat de geobjectiveerde vrouw onderdanig blijft. Dus als zij dan op aanvraag haar naam noemt, ontneemt hij haar die direct. Hij zal Patricia herinneren als Geneviève. Dit is iemand vernederen en onteigenen. De naam die haar eigen is, wordt niet erkend. Het vragen om de naam is de vernederende actie geweest. Hij had haar ook in gedachten Geneviève kunnen noemen, zonder haar naam te vragen. Wat een eikel. Mijn irritatie over die verkleinwoordjes aan het begin blijkt meer dan terecht.


Naar aanleiding van: Pierre H. Dubois, ‘Suite de la fuste 3’ In: Idem, Een toren van Babel. ’s Gravenhage: Nijgh & Van Ditmar, 1984, 25.

Van de site babynamen.nl: Genevieve is een Franse meisjesnaam. Het vroegst bekende gebruik van de naam in Engeland is te vinden bij Coleridge (1772-1834) in zijn sonnet ‘Genevieve’. De naam is afgeleid van de naam Genovefa. De betekenis van die naam is niet zeker. Het eerste lid wordt wel in verband gebracht met Gallisch genos ‘ras’ en het tweede met wefa ‘vrouw’. De heilige Genovefa werd geboren in Nanterre omstreeks 422, gestorven omstreeks 502; kerkelijke feestdag: 3 januari. Zij is patrones van Parijs.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *