Familieverhalen

“Ze hield van de koortsige lucht, het groene delirium
in de bladeren als een late wind opgeklopt en versneld –
een overvloed aan stormwolken met kleuren als een pruim.”

De kleur van een pruim is donkerpaars. Wolken met die kleur voorspellen weinig goeds. Het zal tekeer gaan en dat is gevaarlijk. Niet iedereen is bang voor onweer maar om te zeggen dat het een onschuldig buitje is, gaat velen te ver. In dit gedicht van Christian Wiman ontmoeten wij een vrouw die van de koortsige lucht houdt: heet, onrustig, opgeklopt tot een delirium.

“Niets kon haar dan van het veld afhouden,
van het wachten, alleen omgeven, in de brekende hitte
terwijl de bliksem flitste en verdween om haar heen,
donder rammelde de ramen, ik herinner me…”

Nu presenteert zich ook de verteller: er is iemand die zich deze vrouw herinnerde. Tegen de algemene verwachting in leek zij het gevaarlijke van bliksem en donder te waarderen. Zij zocht het op en als er al een waarschuwing klonk, of wellicht een weerhoudende arm, zij negeerde het en trok het open veld in. Alleen. De ramen rammelen. Zit de ik-figuur daarachter naar haar te kijken?

“…de verhalen die ik mijn familieleden hoorde herhalen
van hoe geesten door haar duidelijkste woorden spraken,
haar plotselinge welsprekende verwarring, opgesloten ogen,
de stormen waar ze van hield omdat ze niet van haar waren:”

Nee, het zit toch anders. De verteller vertelt door. Hij heeft zelf verhalen gehoord. De lezer is de volgende luisteraar. Binnen de familie herhaalt men hoe de vrouw als een soort medium werkte. Men verstond de ‘spirits’ in haar taal die aan de ene kant verward was en aan de andere kant duidelijk. Heel plotseling gebeurde dat, zoals de bliksem plotseling kan inslaan. Met een mooie observatie (of is het een duiding?) bedenken wij ineens dat het onweer over de velden een externe storm was. Innerlijk had zij ze ook, maar deze waren ‘niet van haar’.

“haar witte gezicht onder de ontlastende luchten
omgedraaid om de brandwond te voelen die nooit kwam:
het woedende inzicht en het einde van pijn.”

Er ligt hoop op het witte gezicht. Want de bliksem ontlast de wolken, zij regenen zich leeg en je kunt je er alles bij voorstellen dat een mens dat ook eens wil meemaken. Een belast mens zoals zij wil toch eens de doorbraak van het inzicht – wat is hier gaande? – ook al is het furieus in je hoofd of hart. Het einde van de pijn die de innerlijke storm blijft verzaken. Waarom vertelt hij ons dit? Zit het in de familie, dat men het er steeds over heeft? Betrekt hij ons in de familiegeschiedenis omdat de ik-figuur gelooft dat wij familie zijn. En dus ook deze verhalen over onrust en hoop moeten delen. Gelooft hij soms dat wij ook een dergelijke onrust in ons hebben?

Nog een vraag blijft over. De titel van het gedicht. In het Engels: Revenant. Google translate zegt: “Een persoon die is teruggekeerd, vooral, naar men veronderstelt, uit de dood. Zo zijn lange vingernagels, of soms zelfs helemaal geen nagels, kenmerkend voor vampiers, ‘revenants’ en andere wezens met de status ‘ondood’.” Het kan passen bij het herinneringskarakter van het gedicht. Het gaat over een gestorven familielid over wie de verhalen nog de ronde gaan. Gaat ze rond, wraakzuchtig, zoals een gebruikelijke associatie bij revenant is? In elk geval bezoekt zij de verteller. En door zijn gedicht te lezen, ook mij. En jou, lezer.


Naar aanleiding van: Christian Wiman, The Long Home. Washington: Copper Canyon Press, 2007. Ik kreeg de bundel cadeau van HJR ter gelegenheid van mijn promotie in oktober 2016. Het was het jaar waarin de Nederlandse vertaling verscheen van Wiman’s My Bright Abyss: Meditation of a Modern Believer uit 2013. Voor een causerie van Wiman over zijn eigen werk, klik hier.
In 2015 speelde Leonardo DiCaprio de hoofdrol in de film The Revenant. Het gaat over pelsjager Hugh Glass die voor dood wordt achtergelaten door z’n maten. Als hij toch overleeft, keert hij terug om wraak te nemen. In 2016 won de film drie Oscars: regie (Alejandro González Iñárritu), acteur en camerawerk. Klik hier voor de trailer.

Revenant

She loved the fevered air, the green delirium
in the leaves as a late wind whipped and quickened –
a storm cloud glut with color like a plum.
Nothing could keep her from the fields then,
from waiting braced alone in the breaking heat
while lightning flared and disappreared around her,
thunder rattling the windows, I remember
the stories I heard my relatives repeat
of how spirits spoke through her clearest words,
her sudden eloquent confusion, trapped eyes,
the storms she loved because they were not hers:
her white face under the unburdening skies
upturned to feel the burn that never came:
the furious insight and the end of pain. (13)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *