Heerlijk onvolmaakt

“Vriendin, aan jou is alles mooi, niets ontsiert je schoonheid.” (Hooglied 4,7). De liefde overdrijft. Dat is haar privilege. Het charmeert ons als wij anderen lyrisch horen overdrijven. Als je in de liefde echt iemand volmaakt vindt, of wilt maken, dan gaat er iets mis. Grondig mis. De fijnzinnige roman Een volmaakte kelner van Alain Claude Sulzer doet daarover een boekje open.

Het is 1935 als ‘Monsieur’ Erneste Jakob Meier leert kennen. Jakob komt werken in een groot Zwitsers hotel waar Erneste al een jaar als kelner werkt. “Erneste kon zijn nieuwe vriend helpen. Hij liet hem zien wat een kelner moest weten, en terwijl hij hem instrueerde kon hij naar hem kijken, eerst onopvallend, later met iets minder gêne. Het leek wel alsof hij in hem wilde kruipen, en al snel maakte het hem niet meer uit of Jakob dat merkte. Eén ding stond vast, hij zou een volmaakte kelner van hem maken.” (41).

Wel, dat lukt. Jakob wordt een geweldige dienaar. “Jakob was een volmaakte kelner en ook nog eens een volmaakte minnaar. De teleurstelling dat hij niet de enige was die dat inzicht mocht genieten stond Erneste nog te wachten, in september 1935 gold Jakobs genegenheid alleen hem.” (78). We hebben als lezers nog meer dan de helft van de roman voor ons als deze vooraankondiging komt. Toch verslapt de spanning niet. Wat gaat er mis? Een jaar later ontdekt Erneste dat Jakob seksuele diensten verleent aan de vaste hotelgast Julius Klinger; tegen betaling. Het geluk breekt stuk.

Dertig jaar later krijgt het verhaal een verrassend vervolg. Jakob zoekt door middel van twee brieven contact met Erneste. Jakob was met Klinger naar Amerika vertrokken. Al die jaren kwam er geen teken van leven. In 1966 worden de brieven een aanleiding voor hem om contact met Klinger te zoeken, die intussen weer terug is in Zwitserland. Klinger herinnert zich Erneste nog wel uit de tijd van het verblijf in het hotel. ”U was een terughoudende jongeman, een volmaakte kelner. Volmaakter dan Jakob ooit is geweest, zwijgzaam en – het was misschien beter geweest als ik u had meegenomen in plaats van Jakob.” (148). Want het ging kapot tussen Klinger en Jakob. “In Amerika heeft hij het vaak over u gehad,” vertelt Klinger aan Erneste, “Hij had het over u om mij te kleineren, niet uit nostalgie of liefde.” (154).

Als je het verhaal op je in laat werken, merk je hoe verliefdheid los kwam van de werkelijkheid. Dat is haar aantrekkingskracht en in een harmonieuze relatie transformeert dat naar een verhouding van realistisch vertrouwen. Je vertrouwt elkaar hoewel je weet dat de ander feilbaar is. Het onderhouden van vertrouwen is alleen goed mogelijk als je open en eerlijk blijft. “… ik wilde dat ook Jakob een volmaakte kelner werd. Helaas is hij er niet helemaal in geslaagd.” (193).  Zodra je niet meer durft te vertellen dat je stiekem toch hebt gerookt, gesnoept, gedronken, gegokt of gekust, dan komt het geheim als tijdbom in de kamer van je relatie te staan. Een keer gaat die bom af. Dan vallen er slachtoffers. Jij blijft zelf ook niet ongeschonden. Beter kun je vanaf het begin laten merken dat je niet de volmaakte kelner en minnaar bent.

“Erneste droeg het dienblad met het water en de glazen naar binnen, hij zette eerst de glazen, daarna de fles water op de ovale rooktafel met het bontgekleurde steenmozaïek. Hij schroefde de dop van de fles en vulde eerst Klingers, daarna zijn eigen glas. Hij bleef staan. Klinger keek op. Hij zei: ‘Zelfs in zijn eigen huis de volmaakte kelner.’ Het was niet duidelijk of die woorden waarderend of gewoon spottend waren bedoeld.” (179).

Het is een mooie metafoor: de kelner, de dienaar bij uitstek. Op één of andere manier kun je zomaar de indruk krijgen dat je in je leven de volmaakte dienaar moet zijn. Voor je het weet heb je het niet over je gebreken, creëer je geheimen en roep je voortdurend hoe het eigenlijk zou moeten. God is volmaakt – vatte wie het vatten kan, maar goed, het past bij onze definitie van God – laten wij elkaar eerlijk zeggen dat wij er nog niet zijn. Het is wat het is, onvolmaakt, en dat is prima. Alleen in liedjes wil ik het volmaakte horen. In Hoogliedjes.


Naar aanleiding van: Alain Claude Sulzer, Een volmaakte kelner. (Vertaald uit het Duits door Annemarie Vlaming). Amsterdam: Anthos, 2008.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *