Het pad dat je bent

Padaftast

Je staat niet stil, je dwaalt niet rond,
je kijkt niet om. Je kiest een weg

die je volgt. Geen grote weg, een pad.
Je zegt wat je niet zegt. Marcheren

komt er niet aan te pas. Je beent niet
door, je tast af. Er is een weg die je
verkent, er is een pad dat je bent.

Laurens van der Graaff ging op 17 juli 2014 aan boord van de MH17. Hij was docent Nederlands op het Geert Grootecollege en ging voor een lange vakantie naar Indonesië, samen met zijn vriendin Karlijn. Voor zijn studie Nederlands ging Laurens destijds naar Amsterdam en daar werd Daan Doesborgh zijn studiegenoot en vriend. In de nieuwe bundel van dichter Doesborgh, Moet het zo, staat een lang sonnet voor Laurens van der Graaff. (13) Het is een in een serie, wat zeg ik, een in een bundel vol afscheid, rouw en dood. Tien jaar na de vliegramp neemt Doesborgh ons mee op zijn eerlijke reis door het verdriet. Onderweg komen we bij een heel mooi werkstukje: ‘Padaftast.’ (18)

Wat maakt nou dat ik dit een mooi gedicht vind? Allereerst de eenvoud. Er staan geen moeilijke woorden in, de dichter zegt eigenlijk iets heel simpels, iets over een levensweg en tegelijk voel je dat de eenvoud een beetje schijn is. Er ontwikkelt zich iets in de zinnen dat niet aan de oppervlakte blijft. Er zit beweging in het gedicht maar tegelijk word je als lezer even stilgezet: beschrijft dit taalgebouwtje iets dat ik herken?

Het boeiende is bovendien dat de titel bepaald niet simpel is. De dichter heeft een nieuw woord gemaakt: Padaftast. Hadden wij de regels eronder niet gehad, hadden we dan enig idee gehad waar dit zelfstandig naamwoord naar verwijst? Nauwelijks. Ik vermoed dat de dichter deze titel erboven heeft gezet toen het gedicht al klaar was. Misschien nog sterker, dat hij het woord pas verzinnen kon nadat hij de woorden ‘pad’ en ‘aftasten’ gebruikt had in de zeven regels. Kan iemand eerst zo’n titel binnenkrijgen en dan er een gedicht bij maken?

Maar nu het als combinatie titel & gedicht voor ons ligt, versterken beide delen elkaar. Het neologisme krijgt een heldere uitleg met als bijzonderheid dat je aan het einde dieper bent gekomen dan je bij aanvang dacht. Want ineens weet je je bestaan beschreven: het leven is niet de wandelroute die iemand voor je heeft uitgestippeld. Het is een vorm van permanent verkennen. Je komt wel vooruit, maar alleen in kleine stappen en vooral aftasten. Dat is een fraai gevonden typering. Ik krijg er het beeld bij van een slechtziende of blinde. Hij of zij moet de vingertoppen gebruiken om te voelen wat waar is. Of een stok om te voelen waar het begaanbaar is. Dus is marcheren er inderdaad niet bij. Maar tegelijk ben je ook maar niet wat aan het dwalen. En kom je echt vooruit.

Het pad ben je zelf. Dat is de slotsom. Halverwege het gedicht kregen we al een hint. ‘Je zegt wat je niet zegt.’ Eerst dacht ik dat er stond ‘Je zegt niet wat je zegt.’ Je draait om dingen heen en gebruikt veel woorden om niet te zeggen wat je bedoelt. Maar hier is het andersom. Je bent hoorbaar, anderen kunnen je ‘lezen’, je communiceert iets echts, iets wat je graag kwijt wilt, maar je doet dat zonder woorden. Zwijgend, een oogopslag. Of met woorden, met zoveel drukte en irritatie dat de ander ziet dat je boos bent, of verdrietig. Je verlangt naar contact. Dat ben jij. Dat ben jij nu. Zo tast je de omgeving af. Wie reageert? Wat krijg je terug? Zo verken je het pad dat leven wordt genoemd. Je tast en – gelukkig! – anderen tasten ook. Misschien raak je elkaar al tastend. Je bent. Je bent niet alleen. Hoe belangrijk is dat als je een vriend hebt verloren door een gruwelijke misdaad.


Naar aanleiding van: Daan Doesborgh, ‘Padaftast’ In: idem, Moet het zo. Amsterdam: Van Oorschot 2024, 18. In de ‘Verantwoording’ lees ik de niet alledaagse zin: “Sommige gedichten uit deze bundel bevatten regelrechte of bewerkte citaten uit gedichten van anderen. Dat is geheel opzettelijk.” (75) Kijk, dat is boeiend. Het eerste en het laatste gedicht verwijzen naar elkaar en gaan beide onder andere over honing en sneeuw. Ik denk aan Martinus Nijhoff en ‘het lied der dwaze bijen’, dat eindigt met:

Het sneeuwt, wij zijn gestorven,
huiswaarts omlaag gedwereld,
het sneeuwt, wij zijn gestorven,
het sneeuwt tussen de korven.

In het eerste gedicht van de bundel komen we via honing uit bij de Bijbelse Simson die met blote handen een leeuw doodt. Regel 6 van het gedicht ‘Prefiguratie’: ‘geen raat in het karkas van een leeuw’. Lees maar het Bijbelboek Rechters, hoofdstuk 14 vers ,8-9: “Niet lang daarna maakte hij [Simson] de reis opnieuw, nu om haar tot vrouw te nemen. Onderweg verliet hij even het pad om naar de dode leeuw te kijken. Daar zag hij dat zich in het kadaver een zwerm bijen had genesteld, en dat er honing in zat. Met beide handen haalde hij de honing eruit, en al etend liep hij terug naar zijn ouders. Hij gaf hun er ook wat van te eten, maar hij zei er niet bij dat hij die honing uit het kadaver van een leeuw had gehaald.”

Voor meer over Laurens van der Graaff, klik hier.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *