“Tussen het huidige Rijswijk en Overschie gingen de mensen sloten graven. Later groeven of delfden zij zelfs een kanaal, de Delff, dat een lengte had van elf kilometer. Een geweldige prestatie voor die tijd (± 1100) die in onze waterstaatgeschiedenis haar weerga niet vindt.” (10) Met groot enthousiasme schetst A.M. Klinkenberg de situatie in de Middeleeuwen in Holland. Zij wijdt ons in in het leven van Jonckvrouw Ricardis die in 1210 geboren wordt als oudste dochter van graaf Willem I en gravin Aleid van Gelre. Zij kreeg na de dood van haar vader in 1222 de opbrengst van het grondgebied van Delft, Delfland en Pijnacker.
Niet iedereen was destijds zo fortuinlijk. Neem nu Babette. Zij is een jonge vrouw in een arme boerenfamilie op het Franse platteland rond 1100. De feodale structuur van geestelijken, ridders en boeren is alomtegenwoordig en dat domineert de verhoudingen. Hermann Huppen neemt Babette als eerste personage in de stripreeks De Torens van Schemerwoude. Het is fictie, maar gebaseerd op een nauwkeurige kennis van het tijdperk. “Het contrast is aanwezig tussen de heren die oorlog tegen elkaar voerden, op vijandelijk gebied jaagden zonder aandacht te besteden aan de boeren en de velden die ze bebouwden. De boeren werden geconfronteerd met epidemieën, hongersnoden, plunderingen. Hermann presenteert ons de ruwe, zware en primaire middeleeuwen die ongemak en onzekerheid uitdrukken.” (website Hermann)
Ridder Aymar is landloos en nobel. Hij zal in de serie bezig zijn het kasteel van zijn voorouders te heroveren. “De torens van Schemerwoude zijn de schoonste en de hoogste die de christelijke wereld kent,” verzucht hij. (12) Schildknaap Olivier staat hem trouw ter zijde. Maar in dit eerste deel komt Aymar nog niet in het centrum van de vertelling. Het is eerder Germain. Hij werkt mee als metselaar aan de bouw van kathedralen. Hij is verliefd op Babette en zij op hem. Helaas komt het niet tot een romance. Voor beiden loopt het slecht af.
Dat de vader Babette bezwaar heeft tegen de verliefde metselaar is nog tot daar aan toe. Dat Geoffroy, de zoon van kasteelheer Eudes, haar te grazen neemt, dat is veel harder. Tenminste, in onze ogen, maar in het waardensysteem van de Franse middeleeuwen beduidend minder. De ridders grappen in het kasteel over de afwezigheid van Geoffroy: “Ik denk eerder dat hij ergens tussen de hooimijten een hooimeid heeft ontdekt!” (7) Dat is echter een vergissing. Hij wordt dood aangetroffen. Doorboord met z’n eigen lans, tijdens de verkrachting van Babette. Metselaar Germain wordt verdacht en moet een godsoordeel ondergaan: zijn linkerhand in kokend water. (18) Als die in drie dagen geneest zal dat het bewijs van zijn onschuld zijn. Germain komt ten slotte vrij (dankzij ridder Aymar), maar kan dan zijn werk niet meer doen en vervalt tot de bedelstaf. Uiteindelijk komt hij terecht in een groepje dieven die zich voordoen als kermisklanten.
Babette is dan al dood en begraven. Haar vader heeft haar doodgeranseld: “Ze heeft ons in het ongeluk gestort. Ja, ze heeft tegen onze heer Eudes gelogen om de moordenaar van de goede ridder Geoffrey te beschermen! En da’s nog niet alles, Heer,” verklaart de boer op vragen van Aymar, “ze heeft ons bestolen! … haar bloedeigen familie! We hadden het recht om haar te straffen!” (20) Ridders en boeren hebben elkaar in een ijzeren klem. De heren hadden de boeren nodig en boden bescherming tegen rondreizende benden. Maar de boeren werden arm gehouden en zo kon de loyaliteit aan de heer leiden tot dodelijk geweld tegen eigen vlees en bloed.
Je kunt dit alleen maar met lichte afschuw lezen. De serie heeft vaart, kent fraai tekenwerk en heeft boeiende karakters, onder wie een keur aan vrouwen. Naast Babette zien we de vrouw van heer Eudes, zeg maar de Ricardis in Hermanns middeleeuwen. Zij onttrekt zich aan de mannenwereld (7-8) en ziet meer dan gewone aandacht voor Aymar stuk lopen na de dood van nog een zoon. (29) De wasvrouw en haar meiden hebben een lagere positie, maar wel meer vrijheid dan het boerenmeisje. (40) Het meest vrij zijn de acrobaten. Alda en de clowns hebben hun lot in eigen hand al riskeren zij als dieven voortdurend diezelfde vrijheid. Toch vormen ook zij een integrerend onderdeel in het maatschappelijk waardensysteem dat we achter ons gelaten. Wij zitten niet meer opgesloten in de standen met de spijkerharde hiërarchieën. Hermann tekent vanuit de huidige tijd de wereld van toen en hij wil er wat mee zeggen. Hij noemt niet voor niets dit eerste deel van een nieuwe stripserie naar dit meisje: “Het is ongetwijfeld voor het eerst dat ik de thematiek van een vrouw als slachtoffer van een domme machomaatschappij gebruikte. Ik voelde een vorm van medelijden voor de vrouw als slachtoffer van die sociale orde. Ik heb het onderwerp sindsdien vaak ter sprake gebracht. Hoewel het personage heel snel uit het verhaal verdwijnt, wilde ik haar naam aan het album geven. Het is een soort hommage aan de nederigen, de genegeerden in het verhaal. Ik wilde geen typisch ronkende titels van ridderverhalen.” (Helden en koeien).
Naar aanleiding van: Hermann, Babette (De Torens van Schemerwoude 1)2. Zelhem: Arboris, 1989. Oorspronkelijk in het Frans gepubliceerd in 1984. Scenario en tekeningen van Hermann, inkleuring door Fraymont.
Hermann, Helden & Koeien. Zeldegem, Saga uitgaven, 2014.
A.M. Klinkenberg, “Jonckvrouw Ricardis, ca. 1210-1262.” In: Aafje Meijer-Schaap, Siena Mulder-Koster, Joke Krul, Hildegard van Rossum-Poelmann (red.), Delftse vrouwen van vroeger door Delftse vrouwen van nu.3 Delft: Vrouwen Organisatie & Coördinatie Delft, 1996, 9-15