Als Maarten ’t Hart een verhaal schrijft met Bartimeüs Ligtendag in de hoofdrol, dan houd je als gelovig lezer rekening met alles, en vooral met een pittige bespreking van wat je heilig is. Bartimeüs is de naam van een man die door Jezus van blindheid wordt genezen (Markus 10,47-52). Ligtendag doet vermoeden dat de hoofdpersoon het licht heeft gezien. Best mogelijk bij ‘t Hart dat zijn hoofdpersoon de duisternis niet alleen achter zich heeft gelaten maar ook actief bestrijden wil. Als dan de tweede verhaalpersoon ‘dominee Van de Ketterij’ is, dan weet je het wel. Zet je schrap.
Je kunt er voor kiezen om de verhalen van ‘t Hart niet te lezen. Ik heb twee redenen om het wel te blijven doen (zij het met mate). Als hij niet op ramkoers ligt met de kerk, dan is ’t Hart hilarisch. Hij kan zo goed mensen neerzetten en hun uitdrukkingen. Simpelweg meesterlijk. Ik lach me rot. En als je dan toch bij zijn vijandschap tegen de kerk uitkomt, dan bied hij de spiegel die ik in wil kijken. Wat kun je als mens tegen het evangelie hebben? Mocht je dat niet (meer) kunnen verzinnen, lees Maarten ‘t Hart.
De Unster is zijn verhalenbundel uit 1989 en het verhaal ‘Bethesda’ zette me aan het denken. Het is in feite een brief. Bartimeüs Ligtendag schrijft aan dominee Van de Ketterij, herder van de Gereformeerde Gemeente op het eiland Tholen. Deze was het echtpaar Ligtendag komen bezoeken. Zij waren in verband met werk in de plaats komen wonen. De kennismaking was echter mislukt jammerlijk. De dominee werd weggestuurd, het scheelde maar weinig of het echtpaar Ligtendag had de honden op hem afgestuurd. Het verhaal is de uitleg van Bartimeüs aan de dominee.
Het is namelijk zo dat Bartimeüs niet meer van plan is in de kerk te komen. Zijn levensverhaal heeft hem ertoe geleid dat de waarheid van het christelijk geloof heeft afgedaan voor hem. Of eigenlijk, het is volledig omgekeerd. God heeft niet ons wat te vergeven, nee, God mag hopen dat wij Hem vergeven, veel vergeven.
Het verhaal van de genezing van de zieke in Bethesda is de grote aanleiding geworden. Het is beschreven in het evangelie van Johannes (5,1-9). Bartimeüs was al vroeg bezig met het geloof – let wel, in de sfeer van de Ger. Gem. Ben je werkelijk kind van God? Weet je of je tot de uitverkorenen mag behoren of niet? (153) Zijn ouders bevestigden de serieuze jongen in de Bijbelse sferen door hem op jonge leeftijd legpuzzels te geven. Daarom stonden Bijbelse taferelen. Eerst een over Jozef, dan een over Samuel, en zo kreeg hij er ook een over Bethesda. Het ziekenhuis waarin de ongeneeslijke zieken liggen te wachten. Als het water in het bad gaat bewegen, dan is de vraag wie er als eerste in komt. Want dan is het water geneeskrachtig, door een engel die erin neerdaalt. Alleen de eerste wordt genezen.
Er is daar in Bethesda een verlamde man die al achtendertig jaar ziek is. De man heeft niemand die hem een keer het water in kan helpen. “Eerwaarde, als er een Bijbelverhaal is dat ons vertelt hoe deze wereld reilt en zeilt, dan wel het verhaal over Bethesda.” (155) Zo hard is de wereld, niemand geeft hem de beurt, laat hem voorgaan, iedereen is op zichzelf gericht. Maar wacht, als God de Almachtige alles bestuurt, waarom laat Hij dan dit gebeuren? “Toen ik de puzzel af had, leek het of mij een brandmerk was toegediend. Ik bleef over Bethesda tobben, zag steeds voor me hoe God via zijn engel een wedkamp tussen doodzieke mensen initieert.” (156) Mooi dat Jezus de man geneest maar bitter hoe God dit niet heeft voorkomen. God heeft wat uit te leggen.
Zover gekomen heb ik de neiging dit aan Bartimeüs toe te stemmen. Vanuit het denksysteem over Gods almacht en goedheid, bestuur en ingrijpen, is dit een eerlijke vraag. Zelfs als je niet in de stugge denksystemen van de Ger. Gem. opgegroeid bent, kun je de logica wel volgen. De enige manier om met God in het reine te komen is, volgens mij, door Hem te zien als de lijdende in Jezus Christus. De Zoon en de Vader zijn één in de wil de schuld op zich te nemen. Maarten ‘Hart laat in het verhaal ‘Bethesda’ echter Bartimeüs Ligtendag de omgekeerde conclusie trekken: Jezus is de zoon des mensen, de ware mens zeg maar. (161) Hij is een van ons en nam de schuld van God op zich. De bekende uitspraak van de apostel Paulus kan blijven staan: Laat je met God verzoenen (2 Korinte 5,20). “Van zo’n wraakzuchtige God, dominee, krijg ik een zeer, zeer bittere smaak in de mond. Zo’n God hebben wij, vind ik, heel veel te vergeven. En wij mogen en kunnen hem vergeven omdat Een van Ons voor Zijn zonden aan het kruishout boette. LAAT U MET GOD VERZOENEN. Dankzij Jezus, dominee, heb ik mij met God verzoend.” (162)
De dominee hoeft er niet op te rekenen dat hij nog in de kerk komt. “Overlegt en beproeft u echter mijn woorden in uw hart. Zo groot is het verschil niet tussen uw en mijn leer. Beiden belijden wij dat de kruisdood van Jezus ons met God heeft verzoend. Laten wij elkander dus niet met stenen werpen, en laat ons dan tot hem uitgaan buiten de legerplaats, zijne smaadheid dragende.” (163) Kijk, dat is het. Het verhaal brengt mij bij de goede vraag: waarom, in hemelsnaam, houd ik het uit met een God die zoveel leed toelaat? Waarom concludeer ik niet dat Hij gewoon niet bestaat?
Naar aanleiding van: Maarten ‘t Hart, ‘Bethesda’, in: Idem, De Unster: Verhalen5. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1989, 148 – 163. Uit het verhaal ‘De draagmoeder’: “Wat niet bestaat, kan ook niet straffen.” (217)