En als
Als je een land kon kiezen
om bij te horen –
wie weet was er een aan
je ontrukt
dat ze je ooit aanboden
als een legende
in een mand bedekt met een kleed –
en als de zon een eenvoudige fakkel was,
de straten zich herhaalden
in de straten, en je buiten adem
raakte op weg
met de Yadavs, die vee hoeden,
dan kon je rusten en in de koelte van de heuvels
alles in je opnemen,
maar toch zou je nog een gezicht kunnen afpellen
om een ander terug te vinden,
en nog een, tot aan het gezicht dat
ondraaglijk is, zo helder,
zo ingewikkeld, dat zinspeelt op volkeren,
kastes en onderkastes
en dat je eenmaal beroeren zou –
en als dit Oosterse pad een
winderige Engelse landweg was
waar regen spiegels maakt
in de kuilen,
waar een rat levenloos ligt, doorweekt
als een oud vloerkleed,
dan zou je onaanraakbaar zijn – als iemand
bestempeld door iemand anders –
eentje die de toiletten schoonmaakt,
de doden verbrandt.
De als-dan-constructie kun je gebruiken om een voorwaarde aan te geven: een bijzin met het onderschikkende voegwoord als gevolgd door een hoofdzin met dan. Als het zomer is, dan ga ik op vakantie. In de hoofdzin kun je dit dan ook weglaten.
De als-dan-constructie komt ook voor bij fictieve situaties. Ik las dit heldere voorbeeld: Als ik de loterij won, (dan) zou ik een wereldreis maken. Het gedicht van Moniza Alvi opent met een als in strofe 1, gevolgd door een dan (then) aan het einde van strofe 2. Dan herneemt strofe 3 de huppel van het gedicht, maar nu met een minder aangename sfeer, om in strofe 4 opnieuw een dan (then) tegen te komen. Bij de vierde regel voor het einde: dan zou je onaanraakbaar zijn. Onaanraakbaar als stempel, dan heb je weinig reden tot blijdschap. Je moet het meest vieze werk doen en het zijn de anderen die dat van je verwachten. In de Indiase samenleving is de kastestructuur dwingend. Veel keuze heb je niet. Verzet wordt gebroken.
De eerste strofe roept de fictieve situatie op dat je een land kan kiezen om bij te horen. Dat is in het gewone leven meestal niet het geval. Je bent burger van het land waar je woont en meestal blijf je dat tot aan je dood. Vakantiereisjes en zakentrips daargelaten, je hoort bij je geboorteland. Maar er zijn vluchtelingen en (arbeids)migranten. Zij verhuizen en worden deel van het land van aankomst. Beter: zij en hun kinderen worden twee-landig en bicultureel. Ze blijven het land van herkomst herinneren en koesteren terwijl zij meer of minder inburgeren in het land van aankomst. Moniza Alvi zegt: stel je nu eens voor dat je een land kon kiezen. Zij doet direct aansluitend een suggestie: misschien heb je wel een land dat van je afgenomen is: ontrukt. En dat land was legendarisch en had een soort geheim dat je onthuld zou kunnen worden: als in de mand met kleed bedenkt.
Moniza Alvi werd in 1954 geboren in Lahore, Pakistan. Als baby ging zij met de famlie mee naar Engeland. Daar ontwikkelde zij zich tot prijswinnende dichteres. In 1996 verscheen haar bundel A Bowl of Warm Air en dit gedicht ‘En als’ (Engels: And If) komt daaruit. De band met haar geboorteland is een belangrijk thema voor Moniza Alvi. “Door haar doorsnee Engelse jeugd in Hertfordshire ontwaakte het gevoel in zekere zin te verschillen en niet helemaal thuis te zijn in Engeland, pas op latere leeftijd,” schrijft Kees Klok, haar vertaler, in het nawoord van de verzamelbundel Het land aan mijn schouder. (130) In 1993 bezocht zij voor het eerst sinds haar babytijd Pakistan.
Waar de eerste strofe iets boeiends verbeeldt gaat de twee strofe je meenemen in een pastorale setting. Rusten, de koelte van de oosterse wereld waar je in gezelschap komt met de veehoeders. Hier komt het aan op enige kennis van de gelaagde wereld van het Indiase subcontinent (inclusief Pakistan). De Yadavs gelden als deel van de kasten van de boeren en handelaars (vaisya’s), en al heel lang de veehoeders. Maar hun verlangen en actie was gericht op te stijgen op de erkennings- en waarderingsladder. “Yadav-leiders en intellectuelen hebben zich vaak geconcentreerd op hun beweerde afstamming van Yadu en van Krishna,” lees ik op Wikipedia, “die volgens hen de kshatriya-status aan hen verleent, en er is moeite geïnvesteerd in het herschrijven van het groepsverhaal om kshatriya-achtige moed te benadrukken.”
In strofe 3 wordt ons duidelijk gemaakt dat er achter de buitenkant een minder plezante realiteit schuilgaat. En dat moet je weten als je dat land kiest. Eenmaal kom je daarop uit: and you would touch it once. De Nederlandse vertaling kiest voor ‘beroeren’ en verliest dan de correspondentie met untouchable in de laatste strofe: dan zou je ‘onaanraakbaar’ zijn.
Dat is het punt. Mag je aangeraakt worden? Wil je aangeraakt worden? Is onaanraakbaar zijn hier nu een lot of een wens?
In het laatste deel van dit gedicht ben je de geboren Pakistaan(se) die denkt aan het Engelse regenachtige weer. De kuilen zijn niet gewoon Pakistaanse kuilen die omzeild moeten worden met kar of auto. De Engelse regen vult die met water en spiegelen. Welk gezicht is daarin te zien? Zelfs de onaanraakbare en onverwoestbare ratten overleven het daar niet. Is dat beter dan onaanraakbaar zijn in Pakistan of India? Als je wordt afgepeld in de weidewereld, dan kan je eindigen op de laatste trede van de maatschappij. De untouchables maken de wc’s schoon en verbranden de lijken. Wil je daar terecht komen bij het kiezen van een land? Of dan toch maar het regenachtige Albion?
Naar aanleiding van: Moniza Alvi, ‘En als’ In: Het land aan mijn schouder. Sliedrecht: Wagner & Van Santen, 2003, 48-51. Gedichten vertaald door Kees Klok. Oorspronkelijke titels van de bundels: The Country at my Shoulder, a Bowl of Warm Air, Carrying my Wife en Souls. Het gedicht ‘And If’ komt uit de bundel A Bowl of Warm Air.