In 1975 werkten mijn ouders mee aan een uitzending van EO’s Nader Bekeken. Het was een documentaire over een christelijk gezin. Hoe de omroep precies bij ons terecht kwam, weet ik niet. Wel keek ik mijn ogen uit toen broer André een paar jaar geleden de film wist op te duikelen bij Beeld en Geluid. Wat ik in zwart-wit voor me zag, had zich in een paar stills vastgezet in mijn herinnering. En wat ik ook nog weet, is dat wij als kinderen allemaal een boek mochten noemen, om te krijgen als bedankje. Zo ontving ik de bundel Reis door de nacht van Anne de Vries. Het exemplaar heeft een handgeschreven dankwoord van de EO-medewerkers Heleen Verhagen, Lyle Pelton en Peter Vedder. Ik was er trots op en heb het destijds met plezier gelezen. Dit voorjaar 2022 deed ik dat opnieuw, wetend dat het straks weer 4 en 5 mei zal zijn. Hoe schreef Anne de Vries (1904 – 1964) over de oorlogsjaren, voor jongeren?
Ik begreep nu dat de serie van vier boeken eigenlijk in opdracht geschreven is. In 1949 kreeg De Vries het verzoek van de Stichting 1940-1945 een kinderboek te schrijven over het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Twee jaar later verscheen het eerste deel. De delen twee en drie verschenen in 1951. Het derde deel eindigt in juni 1943, er moest dus ook nog een deel over de hongerwinter en de bevrijding in mei 1945 komen. Dit vierde deel verscheen in 1958. De illustraties in de vier boeken waren van de hand van De Vries’ vaste illustrator Tjeerd Bottema. In 1960 bundelde uitgeverij Callenbach de vier delen in één band. Ik kreeg in 1975 een exemplaar uit de twaalfde druk. In deze uitgave tekende Jan Kruis de illustraties. Die kende ik intussen van Jan, Jans en de kinderen – de leuke stripserie die in de Libelle.
In dat jaar was ik dertien. Nu ik het verhaal weer lees, zie ik dat Jan, de hoofdpersoon, in het eerste deel vijftien jaar is. Hij is de zoon van Evert Jan de Boer. Hij is in het oosten van het land, Drenthe, gaan wonen. Op het moment dat Tweede Wereldoorlog uitbreekt logeren andere kinderen van het gezin in Den Haag en Rotterdam. Ze reizen naar het westen en Jan krijgt op een goed moment de opdracht om allen, met de auto, in Rotterdam te gaan helpen met het vervoeren van gewonden. (88) Vijftien jaar, en hij rijdt auto. Oké, kan natuurlijk, je hebt er handige, praktische jongens bij. Maar het is ook opvallend dat vader hem even gemakkelijk op een sigaret trakteert. (22) Het is geen uitzondering, ook Jans jongere broertje Frits krijgt er al een aangeboden. Hij is twaalf! (118, 131) Sigaretten en het genieten ervan is een doorlopend thema in de serie jeugdboeken. “Wat was er heerlijker dan een sigaret na zulk een spanning? Ze kwamen er door tot rust, maar natuurlijk hielden ze ogen en oren goed open.” (267) Ik heb het al meer dan eens opgemerkt bij de herlezing van mijn jeugdboeken. Hier kan natuurlijk bedacht worden dat het overeenkomt met wat er toen ook aan waarde heerste over roken. Maar in terugblik is het toch wonderlijk.
Minder wonderlijk is het nationaal-christelijke karakter van de familie De Boer en hun netwerk. Uiteindelijk is het God die garant staat voor de verwachting dat de vijand zal verliezen. “Bedrog en onrecht, kan dat ooit bestaan? … Dan moest er geen God in de hemel wezen.” (13) En Hij is de bron van het goede: elke bewaring is reden om te danken in gebed. Zo eindigt het ook. Vader Evert Jan wordt opgehaald uit het concentratiekamp. Hij maakt zich druk over zijn voorkomen:
“Hij lachte. ‘Wat een mond heb ik, hè?’
‘Geeft niks hoor vader! Straks een goed gebit dan zie je er niks meer van. Wij hebben je weer! Wij zijn er allemaal nog!’
‘Goddank,’ zei vader. En even later, zacht: ‘Goddank…’ (474)
Wat me nu bijblijft is hoe alles draait om de vraag: ben je goed of fout? Het kwaad vraagt om een keuze. Je bent goed en het liefst dan heldhaftig, of je met fout en een slappeling of zelfs verrader. Wat mooi is hoe de jonge lezer ook leert dat je je in mensen kan vergissen. Zo krijgt zoon Frits een vermaning van vader omdat hij meneer Muys, leraar Duits en Geschiedenis, heeft dwarsgezeten. Ten onrechte, Muys is goed en heeft zo zijn redenen om wat tegen de Engelsen te hebben. (123v) Ook het inschatten van verzetsmensen komt meer dan eens aan de orde. Zijn het misschien toch mollen van de vijand? Het is dan echt een jeugdboek: veel verrassingen komen er niet in voor.
Aan het slot bleef ik haken bij de woorden over wat-na-de-oorlog?
“’Als straks de regering terug is en het hele land vrij, dan leveren wij allemaal de wapens in en worden weer rustige, gehoorzame burgers. En als ons iets niet naar de zin is dan proberen we elkaar te overtuigen, dat het anders moet.” Ze praatten er nog lang over en ze waren het erover eens: het zou ook straks geen paradijs zijn op aarde, maar toch bleef het de moeite waard om ervoor te vechten, al was het alleen maar om weer vrij te zijn. Vrij om te doen en te laten, vrij om te geloven en te zeggen wat je wilt! Was het maar zover!” (441)
Het is zover. Anne de Vries zo nooit geloofd hebben dat onze 2022-samenleving na de beëindiging van de oorlog zou gaan komen.
Naar aanleiding van: Anne de Vries, Reis door de nacht: De duisternis in; De storm steekt op; Ochtendgloren; De nieuwe dag.12 Nijkerk: Callenbach, [z.j.] (eerste uitgave was in 1951) Tekeningen Jan Kruis. In een boeiend artikel uit het Tijdschrift Historische Vereniging Gemeenten Beilen beschrijft G.J. Dijkstra de vergelijkingspunten met het reële Drenthe van toen. Klik hier voor een causerie over Anne de Vries en Reis door de nacht.