Als je nichtje een jeugdboek schrijft en publiceert, dan kun je als boek-bloggende oom niet zwijgen. Als je dan ook nog merkt dat je een lekker strak jeugdboek gelezen hebt, dan is het een voorrecht om er een aanbevelend stukje over te schrijven. Lees allen Salomé Snel en de onzichtbare juwelendief en verheug u, want er komt een vervolg!
Charlie en Gio zijn twee goede vrienden op de internationale school. Slimme jochies dus. Toch vervelen zij zich en worden voor hun grensoverschrijdende fratsen bestraft. Mevrouw Rhine, de directrice, laat Giovanni helpen bij mevrouw Huizing met haar plannen voor de daktuin. Charlie krijgt een andere opdracht: “Jij meldt je morgen bij dit lokaal.” Ze schoof een papiertje over tafel. “Je wordt begeleider bij een buitenschools project. Je kunt gaan.” (14)
Charlie wordt het hulpje van Salomé Snel. “Voordat ik mijn zin kon afmaken, vloog de deur helemaal open. In de deuropening stond een meisje met een wilde bos krullen en ogen net zo donker als haar huid. Voordat ik een woord kon zeggen, trok ze de deur achter zich dicht en bekeek ze me een kritische blik.” (18, hier ontbreekt in het boek volgens mij het woordje ‘met’). Salomé is een slimme meid die oplossingen bedenkt door logisch na te denken en in actie te komen. Zij is detective. Het verhaal krijgt vaart door een leuk plot: wie heeft de 40 miljoen-euro-ketting uit het Goedhartmuseum gestolen? We puzzelen lezend mee en de meest voor de hand liggende verdachten hebben het natuurlijk toch niet gedaan.
Charlie komt in training en het verhaal is het verslag van de emotionele ups en downs daarbij. Humeurigheid, verliefdheid, twijfel en geruzie met en over ouders, dat kleurt de wereld van de tieners. Ook Salomé is soms prikkelbaar en de volwassenen zijn vooral erg lastig. Maar echt boemannen zijn het ook niet, al denkt Milo daar wel wat anders over. (145) Het lijkt me een herkenbaar perspectief voor meisjes en jongens van een jaar of veertien. Ik herinner me dergelijke zaken ook van vroeger en ik neem dus maar aan dat de puberteit anno nu dezelfde sociaal-emotionele ontwikkeling kent.
Wat mij bijzonder aansprak was de prominente rol voor gedichten. Ik zelf schreef ook op de middelbare school mijn eerste romantische gedichten voor mijn lief. Dus ik val voor Charlie die verliefd is op Florence: “Ach, Florence. Hoe moet ik haar beschrijven…? Oké, zij heeft bruin haar en bruine ogen, maar dat klinkt niet bijzonder genoeg. Elke dag twinkelen haar ogen als de sterren in een donkere hemel en de zon danst in haar haar. Misschien moet ik maar geen gedichten schrijven.” (29) Toch gaat hij later met een gedicht zijn liefje imponeren, op de tafel in de kantine. Dat moet natuurlijk misgaan. (62) Het was een idee van Salomé, dus dat is niet echt handig in de samenwerking. Maar aan het einde van het boek is er toch wat gegroeid tussen de detective en haar begeleider. Het wordt tijd dat ze samen pizza gaan eten. Dan gaat de telefoon. Salomé luistert en zegt: we komen eraan. Bij de uitgang kijkt ze om naar Charlie: “Kom je nog?” Ze stond ongeduldig op me te wachten. “Wat, nu meteen?” zei ik twijfelend. “Moeten we niet eerst met de directrice praten?” “Die is er morgen ook nog,” zei ze. “Dit klonk als een belangrijke klus die door twee detectives opgelost moet worden.” “Twee detectives, zei je?” Ze knikte. “We kunnen onderweg zelfs pizza’s halen.” “Ik heb altijd al gezegd dat je slimmer bent dan iedereen.” (151)
Deel 2 dus. Kom maar door!
Naar aanleiding van: Thirza van der Lugt, Salomé Snel en de onzichtbare juwelendief. Amsterdam: Ploegsma, 2020