Homoseksualiteit als versiering van de schepping, is dat geen vondst? Ik leef in een wereld waarin een juiste typering van alles wat niet-hetero is een beladen zaak is. Anno 2020 is de homo-emancipatie in de Nederland ver gevorderd. Maar de aandacht voor andere seksuele oriëntaties in deze jaren maakt helder dat veel nog wordt afgemeten aan de heteroseksualiteit: dat is de dominant. Begrijpelijk alleen al vanwege de numerieke meerderheid van de hetero’s. Maar in de christelijke kringen komt daar een scheppingsbesef bij, in de discussie meestal verwoord als de ‘scheppingsorde’. God schiep de mens mannelijk en vrouwelijk. De opdracht is dat de mens zich door de gemeenschap van man en vrouw moet vermenigvuldigen. Zo wordt homoseksualiteit de afwijking en de homo’s, lesbiennes en alle mensen met andere seksuele identiteit worden mensen met een last: zij zijn allen niet-hetero.
In het christelijke debat kan er al veel gewonnen worden als we de scheppingsorde leren relativeren. Christus verzamelt mensen die hun identiteit vinden in Hem en alle andere sociaal-culturele aspecten, die je meekrijgt of ontwikkelt, zijn bedoeld om de onderlinge gemeenschap mee te verrijken: huidskleur, talenten, levensgeschiedenis of afkomst – en ook je seksuele identiteit. In liefde en trouw leven is de norm voor iedereen, in welke samenstelling je ook samenleeft. Bekering tot Jezus is het breken met ontrouw en liefdeloosheid. Veiligheid door betrouwbaarheid, respect vanuit liefde, dat weerspiegelt het karakter en het doel van de Verlosser die ook Schepper is.
Buiten de christelijke kring is dit religieuze denkkader niet hanteerbaar. Toch moet ook daar een typering gevonden worden die ertoe doet. In de roman Over de liefde van Doeschka Meijsing vond ik er een: ‘versiering van de schepping’. Het opvallende is dat deze aanduiding toch de schepping als uitgangspunt neemt: het is een versiering van de schepping. De schepping is ten slotte toch dat wat kan reproduceren. Dat kunnen homoseksuelen nu eenmaal niet. Dat realiseert Philippa (‘Pip’) van der Steur (169) zich tijdens een verjaardagsfeestje, nota bene van haar ex, Jula. Het was de derde liefde die spaak liep en de roman is voornamelijk te lezen als een lange monoloog van Pip om met het liefdesverdriet in het reine te komen. Het schokkende is namelijk dat Jula haar verliet voor een man. (114-117) Jula wil hoe dan ook vriendin blijven. Omdat Pip door een ongeluk hulpbehoevend wordt, kan Jula hulpvaardig in de buurt blijven. Dit verjaardagsfeest is voor de allerbeste vriendinnen. “Hoe komt het toch,” vraagt Pip zuchtend, “dat jouw generatie altijd de beste vrienden wil blijven met de mensen die ze verraden heeft?” (203). De deel van de genodigden zijn ‘de overgebleven helft paartjes’. Pip windt zich erover op. Zij heeft al de eerdere huwelijksfeesten meegemaakt: “Ik kan me niet veroorloven tegen het homohuwelijk te zijn, want ik vind dat een beschaafd land zijn burgers gelijk moet berechtigen. Maar waarom liep het altijd uit op een imitatie, een imitatie over the top ook nog eens? Ik had gedacht dat het was omdat de homoseksuele mens nu eenmaal, aangezien zij zich niet voortplant, de taak heeft de versiering van de schepping te zijn, het broodnodige overbodige. Maar dat ging niet op want al die bruidsparen hadden kinderen, iedereen een, en de verwekkers van die kinderen cirkelden als halve bruidegoms een beetje verwilderd op die feesten rond.” (204)
Dit is leerzaam. Kinderen worden geadopteerd door homoseksuele stellen. Ook draagmoeders en verwekkers (‘de halve bruidegoms’) vinden er hun taak in. Er komen steeds meer alternatieve gezinsvormen. Hierbij is de heteroseksuele norm van vader, moeder en hun eigen biologische kinderen al niet meer de morele standaard, hooguit de numerieke. En zo is dus ‘versiering van de schepping’ inderdaad niet passend meer. Toch zet het woord ‘versiering’ me wel op een spoor voor het christelijke discours. Versiering heeft als bestemming het verfraaien van de situatie of de locatie. Het is een echt toegevoegde waarde voor een feest of een bijzondere gelegenheid. Als niet de orde van de schepping, maar Christus de basis is voor de christelijke gemeenschap, dan brengt ieder zijn specifieke situatie in als versiering van die gemeenschap. Een hetero zijn of haar hetero-zijn, een homo zijn of haar homoseksualiteit. Je talent heeft als bestemming om het functioneren van de gemeenschap tot grotere schittering en glorie te brengen: versiering dus. De waarden van liefde en trouw worden door deze gemeenschap hooggehouden en daarom kan ieder – hoe ook geaard – daaraan bijdragen vanuit een levend geloof in Jezus Christus. En wie ontrouw en liefdeloos is, in welk soort relatie ook, breekt de heilige gemeenschapscode.
Het leerzame van de roman van Doeschka Meijsing is dat in feite die breuk, die repeterende breuk de aanleiding voor de overpeinzingen van de hoofdpersoon vormt. Het schijnt dat het teruggaat op de eigen ervaringen van de auteur. Zij zag de relatie met Xandra Schutte op de klippen lopen. Ook stond haar broer, de schrijver Geerten Meijsing, model voor een van de drie broers van Philippa. Het is aardige informatie maar voor het waarderen van de roman niet relevant. Doeschka Meijsing schreef een bij vlagen boeiende roman. Niet elk deel is overtuigend, maar je legt het boek toch niet halverwege weg. Wat je overhoudt is het eerlijke relaas van een lesbienne die haar leven overziet, en spreekt, zoals de titel zegt, over de liefde.
Naar aanleiding van: Doeschka Meijsing, Over de liefde. Amsterdam: Querido, 2008.
Heel fraai is de passage waarin Pip een massage ondergaat, slaperig wordt en een korte erotische droom heeft: “Ik had mijn onderlijf bewegingloos gehouden, ze kón niets hebben gemerkt. Mijn bewegingloze orgasme had ik in mijn eentje beleefd.” (225)
Het boek eindigt met een verwijzing naar Kroniek van een aangekondigde dood van Gabriel García Márquez: “In mijn droom hingen vogelkooitjes aan het plafond, ieder met bonte vogeltjes erin, die plotseling in uitbundig gezang uitbarstten, alsof Santiago Nasar in de vroege ochtend zojuist zijn woning had verlaten.” (237) Even overwoog ik of dat een leessleutel is voor het hele boek. Ik kan het er niet in vinden.