Vreemde broeder

Wonen in Zwolle en De Navolging van Christus niet gelezen hebben… dat gaat me niet overkomen dacht ik toen wij in september 2019 deze kant op kwamen. Thomas werd in Kempen geboren, ontving zijn opleiding in Deventer, maar trad toe tot de Augustijner kanunniken in de priorij van het Bergklooster op de Sint-Agnietenberg bij Zwolle. Hij werd in 1413 tot priester gewijd en werd subprior in 1429. Een geweldige gedenkplaat staat tot op heden bij de begraafplaats daar.

 

 

Het was wel even inkomen. De Navolging van Christus is de bundeling van traktaten van de abt, bestemd voor de monniken. Hoezeer ik het leven leid van een dienaar in geestelijke zaken, een kloosterling ben ik niet. Thomas’ adviezen voor een spiritueel leven zijn allereerst bedoeld voor jongens die zich in een kloostergemeenschap willen wijden aan de Heer, vandaar de adviezen om op je innerlijk gericht te blijven, de spirituele oproep tot de communie en een traktaat over Gods innerlijke steun. Er zijn passages waarin ik me aangesproken voelde als christen in de wereld, met vrouw, kinderen, vrienden en een auto. Maar soms vroeg ik me af wat nu toch de toon en de inhoud heeft bepaald.
Désanne van Brederode helpt me verder in het nawoord. Thomas richt zich op de broeders omdat hij wil dat zij zich op hun roeping bezinnen. Wie destijds een beetje intellect had en wilde doorleren had weinig andere keuze dan het klooster. “Kloosters werden in toenemende mate bevolkt door ambitieuze of juist op hun gemak gestelde jongens, die de religieuze regels weliswaar voor lief namen, maar allerminst gedreven werden door een oprecht religieuze passie.” (191) Vandaar ook dat Thomas benadrukt dat denken en onderzoek ondergeschikt zijn aan geloof en devotie. Het welbekende Fides Quaerens Intellectum: “Als de mens vertrouwt op zijn intelligentie is hij een prooi voor vergissingen, maar met het ware geloof zijn vergissingen uitgesloten. Alle vormen van wetenschap en onderzoek moeten het geloof volgen en mogen daar nooit boven gesteld worden of inbreuk op maken. Het geloof en de liefde spelen op dat gebied namelijk de belangrijkste rol en die doen nou juist in dit heilige, overweldigend schone sacrament [eucharistie] op verborgen wijze hun werk.” (101)

 

Ik ben onder de indruk van het hoge belang dat het heilig avondmaal krijgt. Het gaat om de Heer zelf. Maar Thomas zet dan door waar ik aarzel. “Wees alleen bevriend met God en zijn engelen en hou afstand tot je medemens. Iedereen heeft recht op je liefde, maar het is niet nodig om dikke vrienden te worden.” (18, zie ook 172) Hallekidee, geen half werk. Als je je in een kloosterorde laat opnemen, heb je het huwelijk achter je gelaten, tot zover kan ik het volgen als een gelovige keuze. Maar  vriendschap die niet te dik mag worden? Een mens kan zonder huwelijk leven, maar niet zonder vriendschap. We zijn sociale wezens die hartscontact nodig hebben. Nu ik het uit heb, realiseer ik me hoe dit klassiek christelijke werk doortrokken is van wereldmijding. Thomas verbindt dat met het actief overdenken van je eeuwig lot bij de keuzes die je hier en nu maakt. “Als je vaker over de dood zou nadenken dan over hoe lang je leven gaat worden, zou je ongetwijfeld harder je best doen om jezelf te verbeteren. Als je dan ook nog eens goed zou nadenken over de straffen die je in de hel en het vagevuur te wachten staan, zou je er al die moeite en pijn maar wat graag voor over hebben en zou je tenminste ook hard voor jezelf durven zijn.” (36, zie ook 42v, 86, 118 over het vagevuur)

 

Tot zover, wat mij betreft, Thomas. Eerlijk, het werkt zo niet. Maar bovenal, ik heb niet het idee dat ik de Heer of de heilige apostelen zo hoor spreken. Je bent een vreemde broeder, Thomas. Het meest gevoelig merkbaar is het in de devotionele passages waarin u zich biddend uitspreekt. “Allerliefste Jezus, schenk mij uw genade om mij met raad en daad bij te staan en bij mij te blijven tot aan het einde. Laat mij altijd verlangen en willen wat u het beste en het aangenaamste vindt. Laat uw wil de mijne zijn en mijn wil de uwe altijd volgen en er volledig in opgaan. Laat mij hetzelfde willen als u en niet eens in staat zijn om iets anders te willen dan u. … Geef dat ik in u rust vindt, meer dan in alles wat ik zou kunnen verlangen, en dat mijn hart in u vrede vindt. U bent de ware vrede voor mijn hart en geeft het rust, buiten u is alles hard en onzeker. In deze vrede, uitsluitend en alleen daarin, alleen in u, eeuwige verheven bron van het goede, zal ik slapen en voor eeuwig rust vinden.” (123)
Op de drie puntjes staat een zin waar ik dan toch over struikel: “Geef dat mijn verlangen naar aardse zaken afsterft en dat ik er omwille van u naar hunker door mijn medemens genegeerd of niet eens gekend te worden.” Zou dat nu werkelijk in de het klooster zo moeten toegaan om God welgevallig te leven?
Van Brederode maakt in het nawoord de vergelijking met de zelfhulpboeken van onze tijd. Wie op deze manier de Navolging pakt, gaat het moeilijk vinden. Waar we in onze tijd op zoek gaan naar onze diepste ik (wat dat precies ook wezen mag) en vooral het zoeken waardevol vinden (stel dat je een vaste overtuiging vindt), gaat dat bij Thomas wel even anders: “…de inwijding in het geestelijke leven is niet de bekroning van de inspanningen, maar de geleidelijke onttroning van alles wat je voordien op een voetstuk zette, inclusief je eigen o, zo interessante innerlijke worstelingen en je moeizaam verworven inzichten.” (195, nawoord)

Ik laat Thomas gaan.

 

Naar aanleiding van: Thomas a Kempis, De navolging van Christus. Vertaald door Paul Silverentand. Met een nawoord van Désanne van Brederode. Amsterdam: Athenaeum Polak & Van Gennip, 2007. Oorspronkelijke titel: De imitatione Christi, in de 14e eeuw. Klik hier voor een aardige filmclip in opdracht van het Letterkundig Museum.

 

 

De Latijnse tekst van het geciteerde gebed is:

 

Oratio pro beneplacito faciendo Dei.

 

Concede mihi, benignissime Jesu, gratiam tuam, ut mecum sit et mecum laboret, mecumque usque in finem perseveret. Da mihi semper desiderare, et velle quod tibi magis acceptum est, et charius placet. Tua voluntas mea sit, et mea voluntas tuam sequatur semper, et optime ei concordet. Sit mihi unum velle, et unum nolle tecum: nec aliud posse velle, aut nolle nisi quod vis, aut nolis.

Da mihi omnibus mori quæ in mundo sunt, et propter te amare contemni, et nesciri in hoc sæculo. Da mihi super omnia desiderata in te quiescere, et cor meum in te pacificare. Tu vera pax cordis, tu sola requies; extra te omnia sunt dura, et inquieta. In hac pace in idipsum, hoc est in te uno et summo et æterno bono, dormiam et requiescam. Amen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *