De film die in 2006 gemaakt werd naar aanleiding van Thea Beckmans succesvolle jeugdboek Kruistocht in Spijkerbroek (1973) wijkt sterk af van de boekversie. Althans, de opening. In de film wil Dolf zijn mislukte voetbalactie overdoen. Zonder toestemming van zijn moeder (de wetenschapper die het transmissie-apparaat beheert) wil hij zich even terug flitsen. In het boek biedt Dolf zichzelf aan als proefkonijn en dr. Simiak en dr. Kneveltoer (bijna Bordewijk, die namen) kunnen de verleiding niet weerstaan. Zo’n initiatiefrijke jongeman die samenspant met twintigste-eeuwse vooruitgangsdrang past bij een belangrijk thema van het boek. Wij voeden tegenwoordig onze kinderen op tot ondernemende, zelfstandige mensen die kritisch nadenken. Dat is het grote verschil met de middeleeuwse standenmaatschappij. De vaste sociale verhoudingen onderdrukken de onderlinge verantwoordelijkheid. Beckman draait er niet omheen en komt als schrijver nadrukkelijk uitleg geven. Wat denk je hiervan:
“Zonder er bewust naar te streven ontpopte Dolf zich, bijgestaan door de student, als de werkelijke leider van de Kinderkruistocht. Want hij had uit de twintigste eeuw iets meegebracht wat het merendeel van deze kinderen totaal onbekend was: verantwoordelijkheidsgevoel. Sociaal besef. Dat was hem, kind van de twintigste eeuw, met de paplepel ingegoten. Voor hem waren alle kinderen elkaars gelijken. Hij maakte geen onderscheid tussen lijfeigenen, kinderen van edel bloed, kinderen van vrije burgers of verschoppelingen. Hij beoordeelde elk kind op eigen waarde en mogelijkheden en wie een bepaalde aanleg bleek te bezitten voor een bepaalde taak kon ervan verzekerd zijn dat die taak hem werd toegewezen. Zo werd Peter, die zijn leven lang niet anders was geweest dan een ellendige slaaf, de onbetwiste leider van de visploeg.” (70-71; zie ook 62, 101, 117, 153, 186-187, 196-197, 254)
Overigens, het verhaal is goed verzonnen. Uitgaande van de legendarische verhalen over een kinderkruistocht in de 13e eeuw neemt ze je mee in een boeiend relaas over wat er gebeurde – vanuit ons perspectief. De reactie van de steden en de burgers op zo’n 8000 pelgrimerende kinderen, de interne organisatie van zo’n massa mensen, de gevaren van struikrovers en epidemieën, het geloof in wonderen en de grote verwachting van de bescherming door de Heilige Maagd, het is echt leuk om te lezen. De kritische houding van Rudolf Wega van Amstelveen blijkt uiteraard terecht: bij Genua zal de zee niet splijten en Jeruzalem zullen de duizenden kinderen niet bereiken. Wat ik niet meer wist – ik las het boek voor het eerst in 1977 – was de werkelijke drijfveer van de tocht in dit boek: slavenhandel. Twee pseudo-geestelijken hebben een deal gesloten om kinderen uit West-Duitsland en Noordoost Frankrijk naar Italië te krijgen om hen dan te laten verschepen naar Noord-Afrika. Dolf ontdekt het en dan loopt het slecht af met de corrupte leiders. Maar intussen zijn de jonge lezers in de twintigste eeuw vooral bevestigd in het besef dat er geen bovennatuurlijke machten zijn.
“Nicolaas prevelde snel: ‘In Genua zal God een wonder verrichten.’
‘Wat voor wonder?’ stoof Dolf op. ‘De zee zal droogvallen… ja, gelóven jullie dat werkelijk?’
‘God heeft het mij beloofd,’ zei Nicolaas.
Dolf snoof minachtend.
‘De kinderen zullen je verscheuren als dat wonder niet plaatsvindt,’ gromde hij. Nicolaas verbleekte en rilde even.” (98, zie ook 146, 187, 207, 219, 236-237, 245)
Je kunt wel over wonderen spreken, vindt ook Beckman, maar dan heb je het over een bijzondere ontmoeting (68) en vooral over de liefde. Want dat is uiteindelijk waar het om gaat. Dat laat de schrijfster aan het einde dan ook haar held onder woorden brengen:
“’Ik heb zoveel geleerd, Dom Thaddeus, ook van u.’
‘Van mij, wat dan?’
‘Goedheid. Liefde voor de medemens. Trouw.’
‘Dat is onze christenplicht, mijn zoon.’
‘U handelde niet uit plicht, maar uit liefde.’
… en die liefde hebben we vergeten in latere eeuwen, dacht de jongen. Nee, niet helemaal. In de twintigste eeuw hebben de mensen een heel stelsel van sociale wetten opgebouwd, waardoor zieken, armen en invaliden niet langer van honger omkomen, zoals nu… Maar wat hebben we met de liefde gedaan? Met die eenvoudige, bijna sluwe liefde van Dom Thaddeus? Die hebben we vergeten, en vervangen door formulieren in vijfvoud.” (302)
Naar aanleiding van: Thea Beckman, Kruistocht in spijkerbroek. Rotterdam: Lemniscaat, 1976 (eerste druk 1973). Zij kreeg er in 1974 de Gouden Griffel voor. De kaft is van F. van Vliet.
Het ontroerende verhaal van onschuldige kinderen die op weg waren om het Heilig Graf te herstellen maar een tragisch lot moesten ondergaan, werd binnen een halve eeuw na de eigenlijke expeditie een populaire legende. Taalkundige en sociale analyse suggereert echter dat de kruisvaarders van 1212 geen kinderen waren, maar eerder arme mensen aan de rand van de plattelandsgemeenschap die doordrongen waren van de idealen van de cultus van apostolische armoede. (pueri als aanduiding van een sociale klasse, niet van een leeftijdscategorie). Ze geloofden dat God na het mislukken van de gewapende kruistochten de machten van deze wereld onwaardig had geacht om de heilige plaatsen te redden, en in plaats daarvan de armen tot een goddelijke uitverkorene had gemaakt om deze taak te volbrengen. Aldus Peter Raedts artikel uit 1977.
De verfilming door Ben Sombogaart staat geheel op Youtube; dit is de trailer: Crusade in Jeans.
Klik hier voor het bekende gedicht van Martinus Nijhoff over de Kinderkruistocht.