Als ik weer eens in gesprek ga met de heilige Prediker, moet ik vechten om hoop. Waarom ontloop ik die man eigenlijk niet? Ik weet het niet. Meestal kom ik ‘m in de zomer tegen. Ik ben moe en de vakantie drijft me tot bezinning. Is wat ik gedaan heb afgelopen seizoen meer dan lucht en leegte? Zijn de plannen voor komend jaar beter of nuttiger dan die van vorig jaar? Prediker fascineert me. Hij stoot me af. Ik heb niet vanzelfsprekend een weerwoord op de man die genadeloos de eindigheid, futiliteit en dwaasheid van onze soort aanwijst. Het is buitengewoon moedig dat dit boek in de lijst van heilige geschriften van jodendom en christendom is opgenomen – hoeveel lef heb je als je zo’n tegenstem tot je canon rekent! Dus kom ik ‘m geregeld tegen en vraag ik me af waarom ik toch hoop houd, seizoen in, seizoen uit.
Marjoleine de Vos voert een Prediker-oefening uit in het klein.
Hier is het gedicht ‘Kleine planeet’ uit haar meest recente bundel:
Toen waren we dus weg. Geen mens
die ons nog terug vindt, zelfs strijkt
de wind niet als de plaats waar wij
gelijk een bloem des velds –
Geen beeld geen boek geen in een rots
gegrifte tekens meer, geen noot geen lied
geen huis. Nooit hebben wij bestaan.
We vergaan tot vóór ons leven.
Niets had dus zin. We waren er niet even,
we waren niet. Tenzij iemand ons ziet.
De verwijzing naar de profeten en apostelen voelt vertrouwd. Het heilige Petrus citeert de heilige Jesaja met de beroemde zinnen over ‘de mens en zijn schoonheid’ als een bloem in het veld. Hij verdort en valt af. (1 Petrus 1,24; Jesaja 40,7-8) Jezus’ leerling laat er dan op volgen dat het woord van de Heer voor eeuwig blijft bestaan. Dat is meer dan een bewaarde tekst. Dat woord voltrekt zich als iemand je aanspreekt, of, in de woorden van Marjoleine de Vos, als iemand je aankijkt. Dan besta je.
Het is mijn geloofsbelijdenis geworden door de jaren heen: ik besta in gesprek van oog tot oog. Valt dat weg, ben je dood. Je kunt zo druk en ondernemend zijn als Prediker maar het garandeert je niets; en al helemaal niet de duurzaamheid. Hij heeft grootse dingen ondernomen, lees het tweede hoofdstuk van zijn boekje er maar op na. Paleizen gebouwd, wijngaarden geplant, waterbeken gegraven, slaven en slavinnen gekocht, bezit en geld verworven en opgetast, genot geproefd en daarbij ook nog eens wijs gebleven. Marjoleine noemt beeld en boek in haar staalkaart, slijtvaste taalproducten of duurzame muziek; een woning. Alles gaat een keer te gronde, voor de gewone man en voor de buitengewone vrouw. Ook ik zou een fraaie lijst prestaties kunnen noemen en concluderen tot een geslaagd leven. Maar had ik de liefde niet ontvangen en gegeven – het was niets. Alzo sprak de heilige Paulus in 1 Korinte 13. Wat zijn de gewijde schrijvers toch basaal relativerend en wat goed is dat. Hun woord bleek heilig en heeft invloed over honderden jaren heen, dat is imposant. Imposanter nog degene die ons ziet en ons niet alleen, maar de hele kleine planeet. Bij hem kom ik uit en zeg Paulus na: door de Heer zijn je inspanningen nooit tevergeefs. (1 Korinte 15,58)
Naar aanleiding van: Marjoleine de Vos, ’Kleine planeet’, in: Hoe verschillig, Amsterdam: Van Oorschot, 2021, 48.