Govaert van den Bergh? Nooit van gehoord. Ik google en leer dat hij leefde van 1926 tot 2005 en werkte als hoogleraar ‘Historische ontwikkeling van het recht bezien in het licht van de rechtsstelsels uit welke het Nederlandse recht zich heeft gevormd’. Respect, alleen al voor die leeropdracht. Dat je daarnaast gedichten schrijft verbaast me niet. Een mens heeft meestal meer in huis. En als dan een gedicht van jou wordt opgenomen in de verzamelbundel Religieuze poëzie der Nederlanden, dan heb je iets goed gedaan. Zo geschiedde met ‘Sonnet’ van Govaert van den Bergh.
Hoe deze bundel ooit in mijn rij boeken terecht kwam, ik kan het je niet vertellen. Waarom ik het jarenlang gewoon ongelezen liet staan ook niet. Vermeldenswaard is daarentegen dat het gedicht mijn raakte als een slag. Onmiskenbaar raak, respect en ontroering, met name over de zin in de derde strofe: ‘Zij maakt U mogelijk.’ Zo is het. De Geliefde als het genademiddel, bij uitstek. Verkondiging, sacramenten, de geloofsgemeenschap, de ontzagwekkende natuur, ik zal het niet als waardeloos afserveren, maar wat kan er tegen de liefde op? Hoeveel onrust laat zich tot rust brengen door wat er ook maar te vinden is? In de liefde zinkt de vrede in, en wordt het vertrouwen voor de toekomst geborgd.
De toekomst van Gods rijk, geborgen in haar schoot. Toe maar.
Sonnet
Soms vraag ik mij af waartoe
ik zeg: Laat toekomen Uw rijk,
zodra dit hart, zijn onrust moe,
bereid is tot een vergelijk.
Gij komt niet aan mijn oren toe,
niet aan mijn ogen, als ik kijk,
niet aan mijn handen, want ik doe
haast alles buiten Uw bereik.
Maar als ik naar mijn liefste kijk
sta ik met ieder zintuig bloot
aan U. Zij maakt U mogelijk.
Zij snijdt mijn dagelijks brood.
De naaste toekomst van Uw rijk
ligt mij geborgen in haar schoot.
Naar aanleiding van: Govaert van den Bergh, ‘Sonnet’, In: Michel van de Plas (samenst.), Religieuze Poëzie der Nederlanden. (Prisma 119) Utrecht: Het Spectrum, [1955], 275.