Bestaat er zoiets als zonde van je tijd? Je ging even een uurtje gamen met je vrienden, en vier uur later stop je pas. Je liet je ogen even dichtzakken na de lunch en een uur later schrik je wakker. Ik kijk graag sportbloopers op YouTube om de verveling te verdrijven. Zonde van mijn tijd?
De heilige Benedictus (480-547) heeft een regel opgesteld voor monniken. “Ledigheid is de vijand van de ziel; en daarom moeten de broeders op bepaalde tijden bezig zijn met handenarbeid en ook op bepaalde tijden met lezing van het woord Gods.” Zo begint hoofdstuk 48. De Benedictijner orde ordent het dagelijkse leven nog steeds volgens de aanwijzingen van haar stichter. Werken en lezen, daar gaat het om. “Vooral moeten ook een of twee ouderlingen worden aangewezen om in het klooster de ronde te doen op uren dat de broeders aan het lezen zijn, en toe te zien of er misschien een lusteloze broeder is, die de tijd doorbrengt met niets doen of met praten, in plaats van zich met zijn lezing bezig te houden, en die zodoende niet alleen zichzelf schaadt, maar ook anderen van hun plicht afhoudt.” (63).
In de christelijke traditie is traagheid of luiheid wel bestempeld als een van de zeven hoofdzonden. Harald van Veghel vertelt waar dat vandaan komt: “De hoofdzonde die in de Nederlandse taal van oudsher aangeduid wordt als traagheid, gaat terug op het Griekse begrip akedia. Akedia is de ontkenning van kedeia, de zorg, in het speciaal de laatste eer, rouw.” (167). Wie de doden verwaarloost, laat hen onbegraven. Ieder snapt dat het weigeren van de laatste eer werkelijk zonde is.
Maar het gevaar dreigt alledaagser. De middagdip werd gevreesd in het klooster: na de maaltijd kan de geestelijke zijn toewijding voelen verzwakken. Een gebrek aan motivatie leidt ertoe dat je de lezing van de Bijbel uitstelt. En het kan nog erger: een zekere landerigheid vreet aan je inspiratie. Het is de ‘plaag die toeslaat in de middag.’ (Psalm 91,6). Als je een workshop op een conferentie moet bijwonen direct na de lunch, dan weet je het wel: dat wordt bikkelen. Je vraagt je vertwijfeld af waarom je ooit inschreef.
Waarom wordt over zo’n versukkeld uurtje eigenlijk zo moeilijk gedaan? Het lijkt me een natuurlijke reactie van het levend organisme. De energie moet even ergens anders in je lijf worden ingezet. De hersens even op non-actief, de darmen een tandje erbij. Even later draaien de verhoudingen weer bij. Het is als met slaap: je kunt wel wensen dat je de productiviteit kon hebben van iemand die zonder slaap kan, maar in feite houdt de slaap je in tact. Wie goed weet te ontspannen, kan presteren als de beste.
Zo bezien bestaat er dus geen verspilde tijd. Een vader mompelt ‘zonde van je tijd’ tegen zijn zoon die net drie uur lang online games gespeeld heeft. Hoezo, zonde? Zoonlief reageert met een jij-bak: de overuren op je werk, dát is zonde van je tijd! Raar genoeg gaat het in beide gevallen om tijd die zeer actief is ingevuld. Maar lummelen, sluimeren, rondhangen en je aandacht verstrooien, het kan toch moeilijk ‘zonde’ worden genoemd. Zorgeloosheid is soms noodzaak. Je moet weer opladen, het ‘er even lekker van nemen’, want straks moet je weer vol zorg aan de bak.
Misschien moeten wij het woord ‘zonde’ echt religieus geladen houden. Als je wilt spreken over zondige traagheid, het verzaken van je plicht als mens, dan is het de vraag wie jou die plicht heeft opgelegd. Als je dan erkent dat je Schepper dat heeft gedaan, dan is het woord zonde op z’n plek. Hij stelde de sabbat in: geregeld rust nemen betekent dat. Als jij naar je organisme luistert en even indut, erken je je Schepper. Van zonde is pas sprake als je actief je leven zo organiseert dat Gods naam of zijn wil daar op geen enkele manier bij te passen is. Dan kom je in de sfeer van de Tien Geboden terecht: diefstal, overspel, liegen, jaloezie. Kortom: gebrek aan liefde. Als jij een ander het goede onthoudt, zondig je tegen hem of haar; en bijgevolg tegen Hem zowel jou als je naaste gemaakt heeft. Liefdeloosheid, dat is zonde van je tijd.
Naar aanleiding van: De Regel van Sint Benedictus, vertaald en ingeleid door F. Vromen osb.5 Slangenburg: Uitgave St. Willibrordusabdij, 1989.
Harald van Veghel, “Traagheid.” In: Rein Nauta e.a., Over zonde en zonden. Opstellen over de tragiek van het bestaan. Nijmegen: ValkhofPers, 2002, 167-179.