Is alles geschreven?

Ik ken Rob van Essen (1963) niet als romancier. Maar hij is meer dan een gelauwerd. Zo won hij in 2019 de Libris Literatuurprijs voor De goede zoon uit. Nu debuteert hij als dichter met Alleen de warme dagen waren echt. Ik keek wat rond bij de afdeling poëzie in Waanders in de Broere (ik kan nog slecht wennen aan de nieuwe eigenraar: Van der Velde Boeken Zwolle). “Op begrafenissen en bij maasverduisteringen zijn mensen op hun best” Dat was een zin die mij bij doorbladeren van de bundel direct opviel. Thuis begon ik de vers aangeschafte bundel te lezen en het openingsgedicht is dit:

Alles was geschreven

alles was geschreven en er daalde
een grote rust neer op de wereld

achter hun bureau vergingen schrijvers
langzaam tot stof dat door achteloze voeten
van huisgenoten over vloeren werd verspreid
en later over straat

met regens stroomde het
via roosters de riolen binnen
waar je soms nog ’s nachts
als je goed luistert niets kan horen

Wat mij erg aanspreekt is de eenvoud bij eerste lezing. Hoewel hoofdletters en leestekens ontbreken, ontrolt zich een herkenbaar verhaaltje in drie strofen.
De eerste strofe zet een weldadige situatie neer. De rust, niet alleen in je eigen woonkamer maar in heel de wereld, is het gevolg van ‘alles wat geschreven is’. Dat een schrijver zo begint, nou ja, vooruit, hij heeft in zoverre een punt dat het woord een grote kracht heeft uitgeoefend in de wereldgeschiedenis. Religieuze tradities beginnen vrijwel alle met een klank, een woord, om niet te zeggen het  Woord. Dat er uiteindelijk rust van komt, dat is een stelling lijkt me, een mening, geen feit. Tenminste tot op heden. Alles is misschien toch nog niet geschreven.

De tweede strofe zoomt in op de verspreiding van wat van overleden schrijvers over is. De creatieve breinen achter de teksten zijn vergaan. Dust to dust, ashes to ashes en, precies gelezen, is het volgens de dichter zo dat de schrijvers zelf verspreid zijn. Hun stof ging mee op de voeten van de huisgenoten. Wat in de kamer geschreven werd, ging zo de hele wereld over.

Totdat er andere krachten dan die van de mens betrokken raken. De regen, het vehikel naar de riolen. Daar lozen wij afval. Het onbruikbare komt daar terecht en vloeit weg, naar het oneindige. Als je bij het eindpunt gaat luisteren is er niets meer te horen. De teksten van de schrijvers zijn uitgewerkt. Zelfs bij goed luisteren komt er niet. Dus dat verklaart de rust uit regel 2.

Uitgewerkte teksten zijn er veel. Ook van romanciers en dichters. Zo bezien is het werkzaam blijven van oeroude teksten een wit wonder.


Naar aanleiding van: Rob van Essen, ‘Alles was geschreven’ In: idem, Alleen de warme dagen waren echt. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2022, 7. Het gedicht dat opent met de zin over de mens op z’n best (Zon en maan, 43)valt in de loop van het vers toch tegen. Eer serie voorbeelden toont aan dat we maar heel kort de ander als lotgenoot herkennen en hoe we dat vertellen aan de nieuwe generatie. Goede start en toch niet… dat heb ik bij meer gedichten van dit debuut.

Vanwaar komt de hulp?

Als je iemand een ‘gekke diamant’ noemt, dan wil je verschillende indrukken bij elkaar brengen. Niet perse tegenstrijdig. Wel opvallend. Diamant staat voor waardevol en kostbaar. Een edelsteen wekt bewondering op, ook omdat hij zeldzaam is. Hem bezitten is jaloersmakend. Voeg je daar het attribuut ‘gek’ bij, dan komt hij als onaangepast op je over. ‘Gekke diamant’, dat is tastbare ambivalentie.
En dan zeg je: ‘Straal verder!’ Dat veronderstelt dat de diamant zijn moment of fame al heeft gekregen. Bewondering werd zijn deel. De wens is dat het voortgaat. Want er zit nog meer in. Het aantal geïmponeerden kan groeien.

‘Shine on, You Crazy Diamond’ is de eerste track van Wish You Were Here. Deze cd van Pink Floyd verscheen in 1975. Wish You Were Here is een conceptalbum. Het verhaal gaat dat het draait om het vertrek van Syd Barrett. Barrett was een van de oprichters van de band, midden jaren zestig. Nu midden jaren zeventig was hij van de baan geraakt. Het leven als popster, de wereld van de muziekbusiness, de drugs lieten hem onaangepast achter. Samenwerking liep spaak. Dat had effect op de bandleden, Roger Waters, David Gilmour en anderen. Wat zij maakten met de plaat had alles te maken met het schuldgevoel en de verwarring van die tijd. “If the whole can be seen as addressing Barrett’s fate in some form or other, ‘Shine on’ is the song that does so most directly, ” schrijft Toby Manning in The Rough Guide to Pink Floyd. (205) S Y D, de letters zitten in de titel.

De tekst begint met een duidelijk contrast: nu staat tegenover vroeger:

Denk terug aan toen je jong was, je straalde als de zon
Straal verder, gekke diamant
Nu is er een blik in je ogen, zoals zwarte gaten in de lucht
Straal verder, gekke diamant

Wie ogen heeft als zwarte gaten, zit niet lekker in z’n vel. Holle ogen passen bij uitgeputte mensen. Desoriëntatie geeft grauwe wallen en een duistere blik. Ook los van het concrete verhaal over Syd Barrett kun je je zulke gezichten voor de geest halen. Als je fit en gefocust bent zie je wat je zelf niet bent – en meestal met deernis. De liedtekst is van iemand die weet van de jeugd van de verlorene. Denk terug aan je goede jaren. Jij was de stralende diamant. Dat is over. En toch… straal verder.,
Hoe moet je die aansporing duiden?

Je werd gepakt op de kruising van kindertijd en sterrendom, geblazen op de koude bries.
Kom op, jij doel voor een lach van ver weg
Kom op jij vreemdeling, jij legende, jij martelaar en straal!

Kindertijd moet overgaan in volwassenheid. Als kindertijd overgaat in vroeg sterrendom, zijn de benen nog niet sterk genoeg, de ruggengraad niet stevig. Voorbeelden te over, ook uit de recente tijd. Vaak betekent dat terugtrekking uit het publieke leven. Hulp zoeken bij therapeuten om het innerlijk te bekrachtigen. Want van buitenaf kwamen de verwachtingen. De contracten van de bazen werden wurgend. De werkdruk niet meer te harden. Het is een bries die je voortduwt, maar wel een koude. Hoe diamant je ook bent, je ‘wordt gepakt’. En dan toch weer de aansporing: ‘kom op’ en ‘straal’? Wie zegt het? Is het de jeugdvriend? Of horen we de stem van de fan die de ster opeist? Onverzadigbaar klinkt de lach van ver weg. Intussen de besproken legende weinig jaloersmakend geworden: vreemdeling, martelaar. Wie verlangt dat?

Je reikte te vroeg naar het geheim, je huilde naar de maan
Straal verder, gekke diamant
Geplaagd door de schaduwen ‘s nachts, en blootgesteld aan de zon
Straal verder, gekke diamant

Dat is een wrange constatering: je piekte te vroeg. Waarom ontbrak de begrenzing? Was de omgeving afwezig? Of had zij belang bij het succes van het jonge talent? ’s Nachts lig je wakker. Gekweld door de nare verwerking van de dag. Geen Psalm 121-troost over de zon die overdag niet zal steken en de maan die je ’s nachts niet zal deren. Van waar komt de hulp voor mensen als Syd Barrett?

Nu, je hebt de gastvrijheid met uiterste precisie misbruikt. Je reed op de koude bries.
Kom op jij feestbeest, jij helderziende,
kom op jij schilder, jij fluiter, jij gevangene en schijn!

Nog één keer de oproep om te blijven schijnen. Maar nu wordt de ster verweten de gastvrijheid te hebben misbruikt. Met uiterste precisie nog wel. Wiens gastvrijheid? In het geval van Barrett de gastvrijheid van de band? Dan hebben z’n vroegere vrienden dus iets te vereffenen. Zij hebben blijkbaar teveel gegeven.

Ook nu komt de koude bries ook weer langs. Zaten de anderen er niet op? Hoe zijn zij de kruising van jeugd en sterrendom overgekomen? En waarom blijven zij hem dan opdrijven om te stralen? Als hij een feestbeest was, is dan niet het beste om te zeggen: feesten zit er niet meer in als je met holle ogen door het leven gaat. Als zij hem werkelijk treffend typeren met helderziende, schilder, fluiter dan is het de vraag of werken in de stille luwte niet beter is dan schijnen voor het vretende publiek.
Hoe kan de gevangene werkelijk schijnen?
Hij heeft bevrijding nodig.

Het is een schrijnend lied. We luisteren het vaak tijdens onze autoritten naar het westen en weer terug. Heerlijk om bij te rijden. Maar het is dus wel wat, deze tekst: een aanklacht aan sterrendom dat wij creëren in sport, muziek, werk of relaties.


Naar aanleiding van: Pink Floyd, ‘Shine on You Crazy Diamond (part one)’: CD Wish You Were Here. 1975

Toby Manning, The Rough Guide to Pink Floyd: The Story, The Songs, The Sound. London, Penguin, 2006.

Dit is de Engelse tekst:

Remember when you were young, you shone like the sun.
Shine on you crazy diamond.
Now there’s a look in your eyes, like black holes in the sky.
Shine on you crazy diamond.

You were caught on the crossfire of childhood and stardom, blown on the steel breeze.
Come on you target for faraway laughter, come on you stranger, you
legend, you martyr, and shine!

You reached for the secret too soon, you cried for the moon.
Shine on you crazy diamond.
Threatened by shadows at night, and exposed in the light.
Shine on you crazy diamond.

Well you wore out your welcome with random precision, rode on the steel breeze.
Come on you raver, you seer of visions, come on you painter, you piper, you prisoner, and shine!

Gods actieve participatie

Rampnacht – Kerstnacht

Als ’t monument dat later zou verrijzen,
Wanneer het water weer gedaald zou zijn,
Zat ze almaar ‘Here, zegen deze spijze’
Op ’t dak te bidden, willoos, zonder pijn.

Want haar gevoel was in de zee gegleden,
Toen zij verkleumd haar kindje vallen liet,
De Geest sprak onuitsprekelijke gebeden
Op de golflengte van het rampgebied.

De winter had haar stijfgevouwen handen
Aaneengebeeldhouwd volgens Gods patroon.
Zij staarde over ’t water naar de stranden,
Waar ’t lijkje aan zou spoelen van haar zoon.

Toen God de reddingsboot langszij liet varen,
Liet zij zich vallen in Zijn open hand.
Zij kon alleen nog spreken met gebaren,
En wees wanhopig naar de overkant.

Daar zongen ze nog psalmen en gezangen,
Maar de sergeant schudde beslist van nee
Al liepen ook de tranen langs zijn wangen,
De boot was vol en niemand kon meer mee.

Toen greep de kleine vrouw in natte kleren
Hem vast en wéés en kon maar één kort woord
Uitstoten: kindje! kindje!, – zeven keren -,
Maar voor dit kind was er geen plaats aan boord.

Dit woord, waarin het leed al lag van later,
Vloog als een zeemeeuw door de duisternis.
De droefheid van die roep over het water
Is zo oneindig als het water is.

En God, die kleine kinderen liet verstijven
En liet verhongren, als de moeder bad,
Hij kon niet langer in de hemel blijven,
Hij werd een kind, dat kou en honger had.

*

“Hij kon niet langer in de hemel blijven,” dat is – wat mij betreft – de kernzin over de God in dit gedicht. Hij heeft (strofe 3) een patroon gemaakt, een orde waaraan de winter zich houdt. Hij liet een reddingsboot langkomen (strofe 4). Dat klinkt positief. Want de watersnood is hoog. En Hij heeft een hand. Daarin kan de moeder zich laten vallen. Veel minder aangenaam klinkt het als we de dichter in strofe 8 horen zeggen dat God de kinderen liet verstijven en verhongeren. Dat noemen we in de theologie Gods ‘actieve toelating’. Als God de winterorde zo maakt dat mensen – en zeker kinderen – van kou verstijven zonder kleding, warmte en een huis; en hongerig worden zonder voeding, met de hongerdood als mogelijke uitkomst – dan vertelt het Godsverhaal niet dat Hij voor elk verstijving en verhongering voorkomt. Hij laat het kwaad actief toe.

Wel laat Hij zich vanuit een wereld vol kwaad aanroepen. De moeder valt terug op het kindergebed dat zij van in haar jeugd leerde. Het kan gedachteloos opgezegd worden. En als je in shock bent. Bij dit menselijk bidden voegt zich het goddelijke (strofe 2). De Geest van God zucht. Dat is een verwijzing naar de woorden van de heilige apostel Paulus. Aan de gemeente in Rome schrijft hij dat de Geest met ons zucht in onuitsprekelijke verzuchtingen (Romeinen 8,26). Een dubbel gebed dus. Je zou denken, daar moet God op reageren. Door de boot groot genoeg te maken, ook voor het zoontje. En op tijd, dat het niet verkleumen zou en verdrinken. Dat de winter mild zou zijn. Dat zich geen ramp voltrekken zou. Maar zo niet deze God. Hij hoort de roep van de benauwden en besluit: Ik neem hetzelfde lot als zij. Het overkomt Hem niet – zoals een lot zich normaal over de mensen uitstort. Hij neemt het. Actieve toelating wordt Gods actieve participatie.

Het is een theologie van verbinding. In de hemel zit niet de machtige Tovenaar die tot magie te bewegen is. In de hemel is een God die samen wil zijn. In goede en kwade dagen. Ik snap niet hoe actieve toelating en actieve participatie in God samen gaat. Wel geloof ik dat het laatste spreekt van vergaande liefde. Jezus Christus is het bewijs dat God ingrijpt. Hij laat de wreedheid van de werkelijkheid helemaal staan. Shock en verterend verdriet worden niet gedempt. En toch verandert er wat. De verbindende liefde is een bron van kracht voor nu; en van hoop voor straks.

De taal van dit gedicht is eenvoudig, een kind kan het begrijpen. Je zou het graag behoeden voor deze realiteit. Maar dat gaat niet. Volwassen worden is het leven leren zien in al zijn kanten. Volwassen geloven is – naar de titel van de bundel – worden als een kind. Als kind leren geloven in de aanwezigheid van liefde. En dan bidden. Want zou Gods besluit om in kou en honger mens te zijn niet het antwoord vormen op het gemeenschappelijk zucht-gebed: ‘Here, zegen deze spijze, amen’? Het levende brood is aanwezig en zeer eetbaar.


Naar aanleiding van: Okke Jager, Rampnacht – Kerstnacht’ In: Worden als een kind.35 Kampen: Kok, 1979, 31. Een paar andere fraaie gedichten zijn: het titelgedicht, Worden als een kind, 6; Walcheren,  24; Kom haastig!, 41; S.O.S., 45.

Vleugelrug

Als ik straks dood ben, word ik een merel
zeg je, en terwijl die woorden vervliegen
vangen jouw ogen mijn blik

Ik probeer getroost te kijken, maar hoe
doe je dat als elke spiegel weldra
met een zwart kleed wordt afgedekt

dus barst ik niet uit in gejubel hoewel ik
heus wel weet hoe het klinkt als een merel
vanaf de nok van het dak voor me zingt

ik wil niet denken aan wormen,
aan slapen in de hemel, op een tak
of dood en donker onder de grond

snel sla ik dus maar mijn armen
om je magere vleugelrug, ik hou ook
van merels, fluister ik terug.

Winnaar van de merelgedichtenwedstrijd, dit gedicht van Marie Brummelhuis. Nooit van haar gehoord maar dat verandert door dit gedicht. Ik google en kom verder: “Marie Brummelhuis (Amsterdam, 1963) kreeg op haar vierde een schriftje en is sindsdien nooit opgehouden met schrijven. Ze won diverse prijzen en treed regelmatig op. Haar succesvolle debuutbundel Nee, niet weer over vlinders verscheen in 2021 bij Uitgeverij Anderszins,” lees ik op de website Noordwoord.nl Hier is dus een talent aan het woord, dat zie niet alleen ik.

De jury bestond uit Ellen Deckwitz, Wim Huijser en Hans Dorrestijn. Geen amateurs. De voorselectie uit de meer dan 410 gedichten werd gedaan door Arjan Berben, co-hoofdredacteur van Vogels. Omdat de jury geen verantwoording van de keuze aflegt, kom ik graag met een paar waarderende opmerkingen over ‘Vleugelrug’.

1 Het is een subtiele dialoog van geliefden over de dood. Eros en Thanatos vormen een onafscheidelijk paar. De liefde is urgent omdat er dood is die naderbij komt. Dialoog, dat zeg ik nu wel, het is de alleenspraak van de een over een dialoog met een ander. Toen de ander de dood ter sprake bracht, fluisterde je terug: ik houd van je.

2 Wat er tussen strofe 1 en strofe 5 gebeurt, gaat niet over merels. Toch hebben zoveel woorden uit de coupletten ermee te maken. Een zwart dekkleed, jubelen, op de nok van het dak zingen, wormen, hemel en tak en zo meer. Het meest mooie woord is het titelwoord: vleugelrug. Nieuw woord. Toegankelijk voor verbeelding. Het is zelfs een magere rug van de geliefde. Hij of zij gaat echt dood. Weldra. Is daarom de vermagering ingetreden? Zo wordt het gedicht nog noodzakelijker: de liefde moet gevoeld door de arm en gezegd met een fluistering.

3 De merel als nieuwe verschijningsvorm. Bijzonder, ik las zoiets laatst ook in de Onder buren, de roman van Juli Zeh. Dat is pappa, wijzend op een eekhoorn. Het krachtige is dat het niet voldoende troost is voor de ik-persoon. Hij of zij geeft dat woorden en komt snel met de daad van omarming. En het directe woord voor nu. De fluistering dat je ook van merels houd. Straks? Nee, ik denk nu.

4 Het gedicht loopt ongelooflijk soepel en de rijmklanken en -woorden zitten zo heerlijk achteloos  verstopt: blik > ik; weldra > zwart > barst > dak > tak; de o’s in de laatste regel van de vierde strofe;  dus > rug > terug en zo hier en daar nog wat. Ik hou ervan.

‘Vleugelrug’ ontroert me. Ik hoorde deze week het overlijdensbericht van Leo de Haan. Goede vriend van onze jaren in Rijswijk. Bravoure en klein hart, een man om van te houden en dat deed ik. Niet meer actief gelovend. Zou hij zich nog iets gedacht hebben bij ‘leven na de dood’?  Verder in de vorm van…? Ik weet het niet, maar je wilt zelf niet als een vrolijke merel doen als je vriend dood gaat. Zelfs niet als hij zou denken als een merel in mijn leven terug te keren. Dan zeg ik met de dichter: ‘ik wil niet denken aan wormen.’

Marie, bedankt.


Marie Brummelhuis, ‘Vleugelrug’: In Vogels: Samen voor vogels en natuur (Vogelbescherming Nederland) 05 (2022), 46.

De verlossing van de ziel

Dracula, wie kent hem niet? De legendarische graaf uit Transsylvanië die ervan houdt om meisjes bloederig leeg te zuigen. Hij zet zijn twee geslepen hoektanden in de hals en laat de maagden beroerd achter terwijl hij voldaan, en vooral verjongd, vertrekt. Hij slaapt in een lijkkist en houdt niet van een kruisteken. Ik moet intussen toegeven: ik kende Dracula niet echt. Die paar korte aanduidingen schieten zeer tekort. Nu ik de beroemde roman van Bram Stoker uitgelezen heb, ben ik verbaasd hoe weinig daarvan in de volksbeleving terecht is gekomen. Om met het indrukwekkendste te beginnen: het is een zeer christelijk boek en de thematiek gaat over bevrijding en heil van de menselijke ziel.

1 Lucy Westenra is overleden. Zij is leeggezogen door Dracula en leeft een bestaan als ondode. Zij maakt nieuwe slachtoffers, vooral onder jonge kinderen. Dat moet voorkomen worden, zij moet worden gestopt. Maar er is meer. “Maar de grootste zegen van al,” schrijft dr. Jack Sewards in zijn dagboek, “als deze nu ondode de rust van de ware dood geschonken wordt, is dat de ziel van de arme dame die we liefhebben weer vrij zal zijn.” (228) Daarom neemt Arthur, haar verloofde, een staak en hamert die in het hart van de ondode, van ‘het ding’. “Het Ding in de doodskist begon wild te kronkelen. Een afgrijselijke, bloedstollende gil kwam uit de opengesperde, bloedrode mond. Het lichaam schudde en beefde en draaide in woeste stuiptrekkingen. De scherpe witte tanden klemden zich op elkaar tot de lippen bloedden en mond met rood schuim bedenkt was.” (229) De uiterste queeste is ook Dracula te neutraliseren. Waar hij de belichaming lijkt van het Kwaad zelf, werken de hoofdpersonen toch ook voor hem aan de goede afloop. “De arme ziel die al deze ellende veroorzaakt heeft, is het meest trieste geval. Denk je zijn vreugde in zodra ook hij in zijn slechte deel gedood wordt, opdat zijn goede deel onsterfelijkheid zal kennen. Ook met hem moeten jullie medelijden hebben, hoewel dat jullie niet mag verhinderen hem te vernietigen.” (325, weer uit het dagboek van dr. Sewards) Het valt dan ook op dat het doden niet alleen maar met de staak door het hart voltrokken wordt. De andere aanwezigen lezen uit een gebedenboek, gebeden voor de overledenen. (230, 350) Zij voelen het als hun plicht om de zielen te bevrijden en rekenen verder op het mededogen van God. (264) De hostie is een zeer adequaat middel tegen de onrust en kwaadaardigheid van de dode zielen. Als Mina Murray op haar voorhoofd door een hostie getekend wordt, verklaart Abraham van Helsing: “Het kan zijn dat u dat teken moet dragen zolang het God behaagt, want op de dag des oordeels zal Hij voorzeker alle onrechtvaardigheden op aarde en van Zijn kinderen die Hij erop geplaatst heeft herstellen.” (313) Wij moeten ons kruis dragen, zoals Jezus Christus, Gods Zoon dat ook deed. Dat is waarachtig geen dunne theologie. Het is de zorg voor het heil van de samenleving en het heil van de onrustige zielen, dat deze roman doortrekt. Het sluit af met onder andere deze notitie uit het journaal van Mina Harkers: “Ik zal de rest van mijn leven blij zijn dat er op het moment van die laatste ontbinding een vredige uitdrukking op zijn [Dracula’s] gezicht kwam waarvan ik me nooit had kunnen voorstellen dat het die ooit zou dragen.” (397)

2 Bram Stoker heeft ervoor gekozen om het verhaal te vertellen uit verschillende invalshoeken. Dagboekaantekeningen, brieven, krantenberichten, telegrammen, het boek claimt de bundel van documenten te zijn over de ontdekking van Graaf Dracula (en zijn ondergang) door eind negentiende eeuwse Engelse aristocratie en een paar wetenschappers. We krijgen eerst inzage in het journaal van Jonathan Harkers, gedateerd op 3 mei, met als locatie: Bistritz. Daarna belanden we in een briefwisseling tussen Mina (eigenlijk Wilhelmina) Murray en haar vriendin Lucy Westenra. Vervolgens lezen we verder in het dagboek van dr. Sewards (bijgehouden op de fonograaf). Wat ik al zei, allerlei vormen van vastlegging van de gebeurtenissen willen de indruk wekken dat wij hier met feiten te maken hebben – hoezeer wij allen vanaf bladzijde 1 snappen dat we fictie lezen.
Maar dat heeft verband met een thema uit de roman: heeft de moderne wereld ruimte om buiten de kaders van de wetenschappelijkheid te kijken? De centrale wetenschapper in de roman is professor Abraham van Helsing, waarachtig afkomstig uit Amsterdam. (163, 194) Hij is de vroegere leermeester en oude vriend van Sewards (122) en hij weet, aldus de leerling, meer over obscure aandoeningen dan de meeste andere artsen in de wereld (en hij blijkt behalve arts ook nog advocaat te zijn; waarom niet? 175). Het is juist deze professor die de grenzen van de wetenschap aanwijst:  “Ah, het is de schuld van onze wetenschap, die alles wil verklaren en als ze geen verklaring heeft, zegt dat er niets te verklaren valt. Maar toch zien we elke dag overal om ons heen nieuwe opvattingen ontstaan die zichzelf als nieuw beschouwen, maar gewoon de oude zijn die, net als de mooie dames in de opera, pretenderen jong te zijn.” (204) Hij heeft oog voor het mysterie. De mensheid leeft al eeuwen met mysteries en de wetenschap lijkt die stap voor stap te ontsluiten. Maar verschijnselen als hypnose, materialisatie, astrale lichamen, gedachtelezen, hoe kunnen die verklaard worden? En als er geen verklaring voor is, is dan vampirisme onzin? Bestaan er ondoden die ’s nachts de gaven verlaten om zich te voeden met vers bloed? Op bladzijde 251 en 253 doceert Van Helsing over de kennis en documenten uit het verleden. Hij geeft zelfs zijn sceptische houding toe. “Als ik mijn geest niet lange jaren getraind had open te staan, zou ik pas geloofd hebben toen het feit in mijn oren toeterde…” Zo ontwikkelt hij een soort ‘spirituele pathologie’, zoals dr Sewards dat noemt, en dat blijkt een combinatie van de wetenschappelijke benadering van rationaliteit en spirituele vormen als gebed, de hostie, het kruisteken (uit de christelijke traditie) en bijgelovige zaken als knoflook en het scheiden van het hoofd van het lichaam. Eind van de negentiende eeuw was de wetenschap en de bijpassende moderniteit aan haar overwinning van de wereld begonnen (vergelijkbaar met de komst van de trein in elke western). Wij zien de uitkomst van de triomftocht in de centrale plaats die bijvoorbeeld de medische wetenschap in de gezondheidszorg heeft verworven. Intussen blijft er, in de marge’, het terrein dat rekent met de onmeetbare wereld van krachten die tot het bovennatuurlijke behoren. Het is niet vreemd dat juist christenen altijd ruimte voor die krachten zullen zien. Het eenvoudige feit dat de Bijbel de invloed van God, engelen, demonen en duistere machten veronderstelt en aanwijst, legitimeert dat al. De beeldspraak van hybride figuren in het laatste Bijbelboek mag dan aanleiding zijn tot velerlei exegese, het kan in bepaalde contexten een legitimerend kader bieden voor bijvoorbeeld de ondoden die eeuwenlang leven en wonderlijke krachten kunnen ontwikkelen. Het gaat om zielen die niet tot rust gekomen zijn. Het is Bijbels gezien niet eens een heel vreemde gedachte. Vandaar, Brams Stoker’s Dracula weet snaren te raken die de moderniteit als een schaduw begeleiden. “Horror,” schrijft Pilip Tallon,  “in this way shows us our inherent skepticism about absolute progress. As we gain more and more mastery of the world, it can be easy to forget that, deep down, we still lack mastery of ourselves. Likewise, other works, such as Dracula, The Call of Cthulum or The Island of Dr. Moreau, present a dark, regressieve shadow image of the  bright and progressive verneer of eighteenth-  and ninteenth-century optimism.” (38)

3 Dracula heeft echt geleefd. Deze titel van het boek van Pieter Steinz (2014) sluit aan bij de vorige paragraaf. Hij is niet slechts een fictieve figuur, er is een aantoonbaar verband te leggen met een vijftiende-eeuwse vorst. Het gaat om graaf Vlad III, 1431 geboren in Sighișoara Transsylvanië. Hij was het tweede kind van Vlad II die heerste van 1431 – 1447 en door keizer Sigismund van Hongarije was opgenomen in de Orde van de Draak. Vandaar Dracula : zoon van de Draak. Vlad III werd in 1448 voivode (vorst) van Walachije en gedood in 1476 op een veldtocht tegen de Turken, gedood door eigen mensen. Zijn hoofd werd naar de sultan gestuurd; lichaam begraven op eiland Snagov. De bijnaam van deze Vlad was Ţepeș, De Spietser. OP scenario van zoon Yves H. tekende Hermann een album over hem en geeft de wrede werkelijkheid weer. Hij keek het spietsen van overwonnen vijanden af van een Turkse sultan (13-14): zij kregen een houten paal in hun anus. De paal werd rechtop gezet. De zwaartekracht deed de rest. (Steinz 147). Vlad maakte er zijn handelsmerk van. Op een keer heeft hij 20.000 mensen laten spietsen. Het verhaal gaat dat hij er een tafel bij liet plaatsen en ging zitten eten. (48, maar misschien is dat laster, Steinz 147) Hermann eindigt het album met deze aantekening: “Dracula wordt onthoofd en sultan Mehmed II laat zijn hoofd tentoonstellen voor het paleis van Constantinopel. Wat er met zijn lichaam gebeurt is onbekend, want het wordt nooit teruggevonden. Zo eindigt het leven van de man die de geschiedenis ingang als Vlad de Spietser, de prins die ervan droomde tot de machtigen te behoren maar niet meer was dan de vorst van een staatje tussen hamer en aambeeld.” (64) Zou dat verklaren dat Bram Stoker onthoofding en een staak (door het hart) in de vertelling heeft opgenomen?
Hij suggereert inderdaad dat Dracula in Londen deze nog steeds levende graaf is. Van Helsing zegt: “Ik heb mijn vriend Arminius van de universiteit van Boedapest gevraagd zijn verslag te schrijven, en uit alle middelen die hem te beschikking staan, vertelt hij me wat hij was. Hij moet inderdaad de voivode Dracula geweest zijn die naam maakte tegen de Turk, over de grote rivier op de eigenste grens van Turkenland.” (255, zie ook 304 en 359) In een manuscript zou Dracula worden beschreven als vampier.
Boeiend, of moet ik zeggen grappig, is dat Stoker graaf Dracula in een soort evolutie ziet. “In zekere intellectuele opzichten is hij nog een kind.” (319, zie ook 338 en 358). Het kinderbrein van hem ontwikkelt zich in de Londense praktijk, zo veronderstellen de wetenschappers. Dat maakt de jacht op Dracula des te urgenter. Hij moet gestopt voor hij iedereen te slim af is en te sterk.

4 Bram Stoker werd in zijn jeugd al bekend gemaakt met verhalen over vampiers. Yves H. maakte ook samen met Séra een Dracula-album, nu gewijd aan Bram Stoker’s Dracula. Bram wordt op 8 november 1847 geboren en krijgt de naam Abraham Stoker. Hij heeft een ziekelijk jeugd, aan bed gekluisterd. Zijn moeder Charlotte leest hem voor, oude Ierse legenden en verhalen, onder andere uit Varney The Vampire. Het moet de verbeelding hebben wakker gemaakt. Spoken, vampiers en levend begraven zieken, gecombineerd met nachtelijke geluiden. Als hij 7 jaar is, is hij plotseling genezen, wonderbaarlijk. (9)
Vooral zijn vriendschap met Henry Irving heeft het leven van Bram gestempeld. Yves H. en Sera noteren: “Henry Iriving was niet zomaar een zinnebeeldige vampier, hij was een ECHTE VAMPIER, die al zijn volgelingen van het laatste greintje wilskracht beroofde teneinde hen te knechten en zijn rijk uit te breiden. En hij, Bram Stoker, was meer nog dan anderen zijn prooi geweest, zijn slachtoffer, zijn slaaf.” (40) Zou dat niet mede de blijvende aantrekkingskracht van dit thema verklaren? Wij kunnen ons door andere mensen leeggezogen voelen. Zulke types lopen er gewoon rond en als je hen niet met kracht weerstaat en uit je leven bant, ga je eraan te gronde. In het album komt ook de ironie van de geschiedenis naar voren. Henry Irving is als groot Brits poëet bijgezet in Westminster Abbey. Bram Stoker sterft op 20 april 1912 in bittere armoede. Zijn dood bleef onopgemerkt, ook omdat vijf dagen later de Titanic zonk. Terwijl daarna de naam van Irving vergeten werd, haalt Dracula een eeuw later nog ‘astronomische verkoopcijfers’. (48)

5 In het boek gebruikt Stoker het woord Nosferatu voor ondode met de bewering dat het een oud Roemeens woord is. (228) Stoker nam deze term waarschijnlijk over van de Schotse reisboekenschrijfster Emily Gerard, die het woord in een beschrijving van Transsylvanië gebruikte. Het is een verhaspeling van het Roemeense woord nesuferitu dat zoveel als “demon” of “duivels persoon” betekent; nosferatu daarentegen is geen bestaand Roemeens woord. Het werd ook de titel van een van de vele verfilmingen. Eine Symphonie des Grauens is de ondertitel van deze horrorfilm uit 1922. Max Schreck speelt de graaf in deze stomme film. Allerlei aanpassingen werden gedaan (Graaf Orlok in plaats van Dracula bijvoorbeeld) en zo bleven de nazaten van Bram Stoker buiten de inkomsten van de film. Een rechter sprak echter uit dat alle kopieën van de film moesten worden vernietigd. Dat is, zoals te verwachten, niet gebeurd en de film geniet heden een cultstatus. Het aantal bewerkingen is intussen niet meer te tellen. Bram Stoker’s Dracula van Francis Ford Coppola geldt als een film die goed recht doet aan het boek.

6 Het derde stripalbum over Dracula maakte Yves H samen met tekenaar Dany. Hij neemt zichzelf als hoofdpersoon. Samen met zijn vrouw Marcia gaan zij naar Roemenië om sporen en resten van de Draculalegende na te speuren. Een vraag over nadere info over Dracula werd beantwoord met een uitnodiging uit Roemenië. Vandaar dat ze samen naar Boekarest reizen, en aankomen bij Sos Kiseleff 35, het adres dat ene Lucian opgaf. Het is een griezelig huis. We ontmoeten de butler en Lucian. Lucian wordt gepresenteerd als de dienaar van de kunst en de menselijke ziel, artiest, illusie en transformator van de werkelijkheid. Hij heeft bovennatuurlijke gaven, aldus Eugenia. (9) Zij is schilderes en kunstcriticus en haar man Radu is hoogleraar Roemeense literatuur en geschiedenis. Verder aanwezig de drie nichtjes Violeta, Camelia, Lacramioara Grigorescu, liefhebbers van fantastische literatuur en film. Ze arriveren op 20 september, het is het seizoensdeel dat ook een rol speelt in Bram Stoker’s Dracula. De relativering en spot van Dany over vampiers wordt met een waarschuwing begroet (10) Niet spotten met volksgeloof! Roemenen geloven in geesten, rituelen voor de zielen van de overledenen (10). Het verhaal gaat ook hier over de verlangde trip, weg uit Roemenië. Lucian wil zich in het buitenland vestigen omdat de financiën niet gunstig zijn. (13). Dany wordt klem gezet. Aan het slot van het verhaal blijkt Lucian bij Dany en Marcia in huis te zijn. (49-50) En Marcia heeft roodgloeiende ogen. Kortom, het verhaal gaat verder. Intussen hebben we de verschillende Roemeense locaties uit de Dracula-vertelling fraai in beeld gezien. Goed werk van Yves. H. en Dany samen. In het nawoord licht de tekenaar nog een en ander toe. Bijvoorbeeld dat archeologen geen bewijs hebben gevonden dat Vlad begraven is op Snagov. Maar of de legende zich daar iets van aantrekt…


Naar aanleiding van: Bram Stoker, Dracula.2 Amsterdam: De Boekerij, 2010. Vertaald uit het Engels door Piet Verhagen. Humor vanuit vandaag gezien: “We zochten een bank vanwaar we het goed konden zien en rookten een sigaar om geen aandacht te trekken.” (315)
Philip Tallon, “Through a Mirror, Darkly: Art-Horror as a Medium for Moral Reflection.” In: The Philosophy of Horror (edited by Thomas Fahy). Kentucky, The University Press of Kentucky, 2012, 33-41.
Paul A. Cantor, “The Fall of the House of Ulmer: Europe vs America in the Gothic Vision of the Black Cat.” In: The Philosophy of Horror (edited by Thomas Fahy). Kentucky, The University Press of Kentucky, 2012, 137-160.
Pieter Steinz, Dracula heeft echt geleefd: Een reis door Europa in de voetsporen van 16 literaire helden.4 Amsterdam: Nieuw Amsterdam, 2015.
Hermann & Yves. H., Dracula: Vlad de Spietser. [z.p.] Casterman, 2006. Oorspronkelijke titel: Sur les traces de Dracula t.1,  Vlad l’Empaleur.
Séra & Yves H., Dracula: Bram Stoker. [z.p] Casterman, 2006.
Dany & Yves H., Dracula: Transsylvanië. [z.p] Casterman, 2006.