Wat naar nu, dagpauwoog,
dat wij zo van je schrikken,
in onze kamer.
Wie zoekt jouw dagpauwoog?
In deze kamer kijken wíj
je zomaar weg.
Wij bidden tot de dagpauwheer,
om weer en wind, de stilte
breng jíj binnen.
Houd jij dan, dagpauwoog,
de winter lang bij ons de wacht,
in deze kamer?
Beloof ons, goede dagpauwgeest,
dat je ons meeneemt in de lente,
onze kamer uit.