402982 Flight Sergeant

402982 Flight Sergeant
A.S. Christie
Wireless Op. / Air Gunner
Royal N.Z. Air Force
21 June 1942 Age 21

Wij hebben je in een betonnen bed gelegd.
Welterusten, jongen, onder het schelpen laken.

Je moeder zou je kussen. Wij komen bij je waken,
wij schrapen onze keel en heffen heel ons hart:

groet Inconnu, Christie, groet Known unto God,
zeg onze grote broer, zeg dat dit graf ons tart.

Op het erf

Op het erf ontvouwen vaders grote handen.
Links en rechts legt hij zijn zonen warmte op,
eelt, gratie en royale levensgroeven.

Hij prevelt boven bleke amuletten (wee, wee
de boeven!
), hoopt op vrede voor hij sterft,
rust voor twee tijdens de overtocht.

Branding jaagt dan allen diep de verte in,
waar sloep na sloep zijn goede lading braakt:
spijkers, duvels, nagels, jonge lijven.

Ze blijven komen, vreemde kwallen
aangedreven door gebeden, de kust op
van het land van kou en melk en honing.

Koningszonen rusten hier, in vrede.

Deze van oorsprong

Deze van oorsprong lichtgekleurde slipper
werd op onze aarde eerst ingeklemd tussen twee
jonge, bruine tenen tegen de stenen van een land
waar het bruto nationaal vermogen maar niet
stijgen wil tot onze waarden. Weggevlogen
– na de laadbak en de bus – wist hij (ja, echt)
een zwaar gevecht te overleven en werd ten slotte
aangetrokken door een gave grote teen
en een gebroken tweede. Met bloed besmeurd
sliep hij in een ochtendblad, totdat een zoeklicht
onbewogen toonde hoe goor hij was. Nu zal hij
langzaam procederen, door en door verteren
en afgekeurd z’n eind wel vinden, brandend
in de oven, ver buiten onze stad.

Wij willen het nu weten

Wij willen het nu weten.

We zitten in de grond
met borstels, lepels, spatels
we blazen gruis en stof
van IJzer II tot aan de horizon.

We blijven krabben
tot het gezicht op de plavuis
ons helder aankijkt:

koningslijnen en profil

te midden van twee kleitabletten
scherven van gewijde palen,
per abuis of vol belang bekrast?

Wij houden onze mond
gespannen dicht.
We zoeken naar de ziel.

U bent een man

U bent een man.
Toch hebben uw ogen niet zo’n blik,
ik voel geen schande nu ik naast u zit,
geen onvertogen beeld:

ik trek mijn bruinverbrande handen
door mijn haren heen en weer,
voel wat mijn rondingen vermogen
en lijven die mij telkens overmanden.

Bij u ben ik herboren en getogen.
Ik ben een vrouw. U bent een heer.