Naar Psalm 144

Waarom zou ik U prijzen, Majesteit?
Bent U een vesting of een open veld?
Schuil ik achter gewapend beton of achter week vlees?
Rots of branding, dat maakt nogal uit.

Ik schat in dat laatste. Dus oefen ik mij in het taxeren
van aanrollende golven, tot de laatste zucht
van een bruisend maar vluchtig leven.

En dan aannemen dat U bij elke ademtocht
aan ons denkt… dan heb ik wat te vragen:
kan het hemelraam open? Wilt U een hand uitsteken?

Dat is niet zonder risico’s, dat begrijp ik (bergen roken!)
maar het zou wel helpen als ik Uw hand kon aanraken
in de golvende branding van de mensenzee vol leugens.

Ik zal fluiten in het donker, elke nacht,
want U hebt koningen gered, ik kan erover meepraten.
Ik heb Uw hulp weer nodig,
want de leugens golven om mij heen,
bedrog vervreemdt mij van de mensen.

Ik waag een vergezicht: zonen om trots op te zijn,
dochters stralend als robijnen, welvaart voor mens en milieu,
vredesverdragen die stand houden en feesten
zonder slachtoffers – dat zal Uw redding gaan brengen!

Gelukkig het volk dat zo mag leven.
Gelukkig het volk dat U als Majesteit vereert.

Naar Psalm 6

“HEER, houd Uw woede in, want echt,
ik ben doodsbang, ik denk dat ik dit niet overleef.
Als U afwezig blijft, houdt alles op.
Hoe lang nog, Majesteit?

U hebt naam gemaakt als betrouwbaar, als Redder
en het moet U toch wat doen als U een kind verliest.
Eenmaal dood, levend dood, dood in zonden,
houd ik toch geen goed woord voor U over?”

Ik ben kapot, ik huil de ogen uit m’n hoofd.
Kon ik ze maar sluiten en alles wat mij benauwt
uit m’n leven bannen, uit m’n nachtelijk getob.

Hebben jullie niet gehoord wat ik zojuist bad?
Denken jullie dat de HEER zo’n gebed onverhoord laat?!
Hij die tranen verzamelt, zal in actie komen!
Daarom: Weg van mij, verleiders, vijanden!

Naar Psalm 81

Ik snap Uw teleurstelling en verwijt.
U hebt ons opgedragen om U te vereren met liederen en gebeden.
Het voorschrift gold ons allen en wie er muziek bij kon maken,
mocht het niet achterwege laten. Geen feestdag konden we overslaan,
want U hebt zich tegen onze slavendrijvers gekeerd. Alle lof!

En toen kwam U ineens zo uit de hoek:

“Kijk eens, hoe licht Ik je leven heb gemaakt.
Ik heb het juk van je afgenomen en bewees
dat ik je hoorde toen je om hulp riep.

Ik heb je getest om te zien of je Mij vertrouwen zou:
‘Vraag geen bijstand aan andere goden,
vraag Mij, je Bevrijder, Ik wil je geven wat je nodig hebt’.

Je luisterde niet.
Ja, dan laat Ik je gaan en loop je – Mijn eigen zoon! – verloren door de wereld.
Ik zou het zo graag anders zien:
dat je bij Mij zou zijn, Mij volgen op onnavolgbare wegen.
Echt, geen vijand zou je deren, want als Ik mij tegen hen keer,
hebben zij geen schijn van kans.
En jij zou volop genieten kunnen van Mijn overvloed.
Honing uit de rots, voor minder doe Ik het niet.”

Ik snap Uw teleurstelling, Heer.
Het spijt me.

Naar Psalm 92

’s Morgens ben ik op m’n best, HEER.
Fris begin ik de dag met U te danken voor de goede zorg,
die U in de nacht aan ons besteedde.
Kon ik harp spelen, ik zou het elke morgen doen voor U.

Want ik ben zeer onder de indruk van U geraakt.
Wat ik van U zie en hoor, verraadt een wijsheid,
zo diep dat ik niet weet of ik die kan volgen.

Duidelijk is dat mensen die aan U voorbij leven,
als dieren zonder religie, het zeker niet begrijpen.
Zij leven zonder besef van eeuwigheid
en laten daarom onrecht onbeteugeld bloeien.

Maar U, eeuwige Majesteit, overziet alles
en zal die vijanden, want dat zijn zij, te gronde richten.
Een bloeiende gemeenschap boosdoeners overleeft niet.

Ik daarentegen kan mijn rug rechten, ik voel me sterk.
Ik laat me niet uit het veld slaan door die boosdoeners.
Als een ceder van de Libanon rijs ik op,
want U laat mij thuis zijn in Uw eigen huis.

Daar willen wij vrucht dragen tot in hoge ouderdom,
fris elke dag laten horen dat U als een rots bent,
omdat in U geen zweem van onrecht te vinden is.

Naar Psalm 100

Vandaag kan ik alleen maar danken, HEER,
en anders niet.

En ik zou willen dat iedereen meedeed,
dat wij samen een ongedacht loflied aanheffen.

Voor U.

Er is namelijk geen andere conclusie mogelijk:
wij behoren U toe, omdat U ons creëerde,
U behoedt ons als een herder zijn eigen kudde.

Kom, mensen, óp naar Gods huis,
laten wij Hem daar met liederen begroeten.

Want de goedheid van de HEER is oneindig,
alle generaties mogen ervan genieten.