Naar Psalm 130

Ik kom omhoog, HEER!
Ik ben onderweg naar U toe.
Hoort U me al?

U weet toch van vergeven?
Anders heeft mijn reis geen zin, Majesteit.
Ja, U weet van vergeven!

Ik ben zo vol van Hem,
ik kan bijna niet wachten.
Hij zal me welkom heten,
ik verlang zo naar zijn begroeting.
Was het maar zover.

Vestig je hoop op de HEER, mensen.
Geen moment stelt Hij teleur
als het gaat om goedheid en bevrijding.
Zo is de HEER: Hij zal zijn volk vrijmaken
van alle zonden.

Naar Psalm 129

We kunnen er niet over zwijgen:
zij hebben mij dikwijls in het nauw gedreven
vanaf mijn jeugd aan.

Ik herhaal:
zij hebben mij dikwijls in het nauw gedreven
vanaf mijn jeugd aan.

Maar ook al hebben zij het grondig aangepakt,
het is hen niet gelukt mij eronder te krijgen!

En dat is maar aan één persoon te danken:
De HEER, die rechtvaardig is en sterker dan zij.

Ik wens nu nog maar één ding:
ieder die haat koestert tegen de HEER moet wég,
wég, achteruit. Te schande!

Als gras dat al verdroogd is voordat het bloeien kon:
geen maaier kan of wil er wat mee,
laat staan een schovenbinder. Zo zijn ze.

Niemand van hen heeft goede woorden
voor ons over. Geen zegen van de HEER.

Naar Psalm 128

Wij dragen onze kleinkinderen aan U op:
vrede voor hen hier beneden en lof
voor U in de hoge hemel, alle dagen
het goede van U. Want U bent goed.

Wij prijzen ons gelukkig: wij kennen U
vanaf de dag dat wij ja zeiden tegen elkaar
en we beloofden elkaar te helpen
onderweg omhoog, U tegemoet.

Wij hebben er voor gewerkt, hard ook,
en U schonk ons succes, want U bent goed.
We werden vruchtbaar als een wijnstok,
bloeiend als een boomgaard op z’n best.

Nu zijn onze kinderen ook onderweg, Majesteit,
net als onze kleinkinderen. Daarom bidden wij:
zie naar hen om met vriendelijke ogen
en zegen hen met het goede van Jeruzalem.

Naar Psalm 127

Als wij hier samen een gezin stichten, HEER,
dan kan dat alleen als U ons allen vormt.

Als wij samen de familie veiligheid willen bieden,
kan dat alleen als U ons allen bewaakt.

Wat maken wij ons toch druk,
dat late uur, dat rusteloos doorgaan?
U hebt geen slaap nodig
en verzorgt ons in de nacht.

Onze kinderen zijn en blijven van U, Majesteit,
dat brengen wij ons steeds te binnen.

Zij vormen een bijzonder loon: levensvreugde,
aanzien en bescherming hier beneden.

Kijk, als ik het zo bekijk, dan prijs ik ons gelukkig.
Ik treed vriend en vijand vrijmoedig tegemoet.

Naar Psalm 126

We horen het uit onverwachte hoek:
De HEER doet grote dingen bij ons.
Heidenen erkennen het volmondig:
dát verklaart hun ongeremde vreugde.

Dromen wij? Is de gevangenis geopend?
Zijn wij werkelijk terug in de bloeiende tuin?

Wij huilen nog dagelijks. Zo zijn we onderweg
naar de dag om te juichen, de grote oogst.
Hoe maakt U dát vruchtbaar, Majesteit?

Maak een einde aan onze gevangenschap,
zoals waterstromen het zuiden verlossen.
Iets groots. Daar hebben wij het over.