De rondvaartboot van half drie vertrekt in wolken.
Duisternis ligt op de waterweg (voor wie gevoelig voor die luister is),
en zie, de brug ligt stil. We kruisen haar, haaks op beide kanten
van de wereldstad, hier huizen Jan en alleman, de figuranten
van de eeuwige beweging, het levenswater dat z’n weg wel vindt,
naar zee of een dood punt.
Gekrijs, gesnater en gejubel van omhoog klinkt mee,
als na een felle onweersklap het klagen aandacht claimt.
Een schrale wind van ballingschap werpt kusjes op je hand,
fleemt, vleit en dringt tot in je botten door, doordrenkt je ziel en maakt je week.
Zo smelt je weg en voor je ’t weet drijf dus ook jij tussen de kaden door.
Nog even en het is half vier.