Het heeft geregend op jouw naam.
De lichte zwelling zand met kippenvel
rilt aangedaan nu ik het platgetreden
rouwpad volg en bij je letters neerkniel.
Wat moet ik? Wie had jij nu geweest,
mijn zoon, als alles anders was gelopen
toen jouw hart stokte bij het toeval?
Het had dan zomaar zonnig kunnen zijn
en jij had hier gestaan onder de bomen
met God als je geliefde en ongeschokt
omdat het goed is bij mijn letters – zonder
de bui die ik nu langzaam aan zie komen.