Je weet toch? Schoonmoeder trekt de envelop
haar tas uit, mompelt dat zij nog vanmorgen
in huis had wat voor mij als knappe kop –
mee naar de gang om jassen op te hangen.
Je begrijpt wel, jongen, dat je vader zulke zorgen
niet heeft meegenomen naar de keuken en bang
kijkt zij de thee koud. De tijd schiet op, ik houd
het uit en lach met haar bij het geluid van vorken.
De koek is op. Zondag, overmorgen, komen
wij je halen voor de kerk. Zij tast de tas in
en zegt dat zij de envelop vergeten is. Ik weet
in Gods naam een vloek te voorkomen.