Misschien zit ik al te hoog, Majesteit.
Mijn hart en ogen zijn zo vaak gericht
op wat te groot en te wonderlijk is.
Ik zou het willen zeggen, nu ik U nader:
dat mijn ziel rustig en stil is geworden
en hoogmoed mij zo compleet ontbreekt
als aan een peuter, geborgen bij zijn moeder,
zo op haar heup, zo om haar heen gevouwen,
zo innerlijk verstild bij U.
Ik houd het hier beneden voorlopig op:
Blijf hopen, mensen! Want God is oneindig.