Waarom zou ik U prijzen, Majesteit?
Bent U een vesting of een open veld?
Schuil ik achter gewapend beton of achter week vlees?
Rots of branding, dat maakt nogal uit.
Ik schat in dat laatste. Dus oefen ik mij in het taxeren
van aanrollende golven, tot de laatste zucht
van een bruisend maar vluchtig leven.
En dan aannemen dat U bij elke ademtocht
aan ons denkt… dan heb ik wat te vragen:
kan het hemelraam open? Wilt U een hand uitsteken?
Dat is niet zonder risico’s, dat begrijp ik (bergen roken!)
maar het zou wel helpen als ik Uw hand kon aanraken
in de golvende branding van de mensenzee vol leugens.
Ik zal fluiten in het donker, elke nacht,
want U hebt koningen gered, ik kan erover meepraten.
Ik heb Uw hulp weer nodig,
want de leugens golven om mij heen,
bedrog vervreemdt mij van de mensen.
Ik waag een vergezicht: zonen om trots op te zijn,
dochters stralend als robijnen, welvaart voor mens en milieu,
vredesverdragen die stand houden en feesten
zonder slachtoffers – dat zal Uw redding gaan brengen!
Gelukkig het volk dat zo mag leven.
Gelukkig het volk dat U als Majesteit vereert.