Bernardus van Clairvaux

Beste Bernardus, graag reageren wij op uw boeiende gedachten. We hadden het erover in de Franse zon. U schrijft over het liefhebben van God het volgende:

“Maar stel, de mens beleeft bij herhaling moeilijke tijden, waardoor hij zich bij herhaling wendt tot God. Wat als hij dan, ook weer bij herhaling, bevrijding van Hem verkrijgt? Tja, al is zijn borst van ijzer en zijn hart van steen (Ezechiël 11 : 19), hij zal ontdooien voor de gunsten van zijn Bevrijder, dat moet wel. Met als gevolg dat de mens gaat houden van God, niet alleen meer omwille van zichzelf, maar ook omwille van Hem.” (61).

Wij zijn geraakt door dat laatste: ‘…omwille van Hem’. Zo bent u uw essay ook begonnen:

“U wilt dus van mij horen waarom wij van God moeten houden, en hoe. Dan zeg ik: de reden om van God te houden, dat is God. En de mate waarin? Mateloos moet het zijn!” (21).

Van God houden om wie Hij is. Puntiger kan volwassen geloven niet worden beschreven. Wij zijn ook geraakt door het ‘bij herhaling’. Hoe waar is dat! Laatst vroeg een van onze dochters mij waarom ik eigenlijk geloof. Of ik ook een speciaal gevoel daarbij had. Eerlijk gezegd niet. Ik ben een gelovige, het is onderdeel geworden van mijn zijn en mijn omstandigheden. Speciale ervaringen heb ik wel gehad, een enkele keer, maar spectaculair emotioneel was dat niet. Ontroering, ja, zij heeft zich bij ons voorgedaan. Meer dan eens. Als u dat bedoelt met ‘bevrijding bij herhaling’, eerwaarde, dan zijn wij het erg met u eens.

Maar hoe bent u toch zo zeker van het ‘ontdooien’? Wij lezen ook Ezechiël 11 vers 19. De HEER belooft zijn verstrooide volk terug te brengen naar hun land. Het is inderdaad bijzonder dat Hij dan ook een innerlijke verandering aankondigt. “Dan zal ik hen eensgezind maken en hun een nieuwe geest geven; ik zal hun versteende hart uit hun lichaam halen en hun er een levend hart voor in de plaats geven.”

Eerlijk gezegd, het ontgaat mij op welke wijze God dat uitvoert. He moves in mysterious ways. Het onttrekt zich al aan mijn zicht waar het gaat om de joden uit tijd van Ezechiël. En het is vandaag niet anders. Ik zie mensen veranderen, maar niet allemaal. Ik zie mensen ontdooien, maar ook bevriezen. Ik kan geen orde ontdekken in het ingrijpen van de HEER. Is dat een verschil tussen uw tijd en de onze, Bernardus? In de twaalfde eeuw was West-Europa het Grote Christelijke Lichaam, het Corpus Christianum. U kunt er zo heerlijk naïef van uitgaan dat joden en andere niet-christenen simpelweg ondankbaar zijn; als zij goed zouden nadenken, zouden zij wel toegeven dat de Schepper achter al het goede zit.

Dat gaat niet meer. Ik kan er heel goed inkomen als mensen in deze werkelijkheid hun verstand gebruiken en dan concluderen dat er simpelweg geen intelligente ontwerper bestaat. Luister eens naar iemand van onze tijd:

“De hele biologie is ontstaan door een willekeurig proces van mutatie en vervolgens door selectie van wat werkt. Met als gevolg dat in de natuur de gekste dingen voorkomen. Dat iemand ooit aan zoiets als intelligent design heeft kunnen denken, is onvoorstelbaar voor wie ook iets weet van biochemie: de biologie is een absoluut rommeltje. Het is heel experimenteel: als iets werkt, houden we het erin. Maar het betekent dus ook vaak, dat de natuur een doodlopende weg in slaat.” (Emeritus hoogleraar Piet Borst, kankeronderzoeker, in Vrij Nederland, augustus 2018, 42),

Weet u wat het punt is? Wij geloven net als u in Jezus Christus, geprezen zij zijn Naam, gisteren, vandaag en oneindig. Wij houden van Hem, onze God. Om wat Hij deed en doet, en op onze beste momenten gewoon om wie Hij is. Maar wij vinden geloven zo weinig vanzelfsprekend in deze eeuw. Wij zien het bij onze kinderen. Zou u, eerwaarde Bernardus, dat nu ook hebben, denkt u, als u nu had geleefd?


Naar aanleiding van: Bernardus van Clairvaux, God liefhebben. (Vertaald door Vincent Hunink, ingeleid door Wim Verbaal). Kampen: Kok, 2010.
M en ik hebben op de camping in Frankrijk tafelgesprekken gevoerd over dit mooie boekje. Vorig jaar lazen wij in de zomervakantie de biografie van de heilige Antonius: lees hier.

Ogen en woorden

In het huis van de kindse mensen

het scheepje zit in de fles
de fles staat op de plank
de kast staat bij het raam
het huis is op slot

toe maar toe maar zegt
de zuster doe maar
kijk maar tevoorschijn

de sleutel ligt op de klok
de staande klok in de hal
wiewie roept het vogeltje
op het hele uur klopklop
op het half tegen de deur
in de hal achter de… allez

rimpels en ragfijne roosjes
groeien rondom de effen ogen
in het vlak van het gezicht
dat iets stijfs heeft iets
elders dat van alles niet
uitdrukt en weinig wel … allez

(nou weet ik toch even niet
hoe je ja schrijft in het frans
wie is hier nou haar verstand
vergeten) … allez help me even

gevel zegt zuster rosalie tegen
mijn moedertje dat ook rosalie heet
maak nog maar een mooie tekening

K.Michel, Speling zoeken, 200

Tijdens mijn vakanties ga er ik voor zitten. Ik neem een stoel mee, rijd naar een dorpje in de buurt van de Franse camping en zoek een plek in de schaduw. Met potlood schets ik in mijn schrift de contouren van de kerk. Het gaat direct om de verhoudingen. Zwarte lijnen van de pennetjes zijn niet weg te gummen. Dus eerst goed kijken. Dan valt op dat de galmpoorten in de toren niet gelijk zijn. Wat zit er achter de boom rechts? Hoe teken je het perspectief overtuigend? Lastig.
Kijk de kerk tevoorschijn, dat is de charme van twee uurtjes tekenen op het kerkplein in Lezinne.

Intussen helpt Rosalie in het gedicht van K. Michel de dementerende oude vrouw. “Maak nog maar een mooie tekening.” Tekenen begint met goed kijken. Kijken doe je met ogen en woorden tegelijk. Wat zie je… “Het scheepje zit in de fles.” en “De fles staat op de plank.” Handig toch, als je alle woorden ter beschikking hebt. Zo kan moeder Rosalie aan zuster Rosalie iets duidelijk maken en leef je samen in één werkelijkheid.

Maar dan: “…in de hal achter de …” Ja, hoe heet dat ook al weer? Achter de… Denken doe je door de spieren van je voorhoofd aan te spannen. ‘Rimpels en ragfijne roosjes’, mooi gezegd! Wat is poëzie toch goed in staat het al te menselijke uit te drukken: “…het gezicht dat iets stijfs heeft, iets elders dat van alles niet uitdrukt…”

Help me even… “U bedoelt: achter de gevel, mam.” Zo helpen kinderen en verzorgers van de dementerende moeders (en vaders) om een mooie tekening te maken, met ogen en woorden.

Van tekenen komt buiten mijn vakanties om maar weinig. Misschien als ik met pensioen ben. Goed kijken kan intussen wel. Bijvoorbeeld naar mijn schoonmoeder. Zij is in de war geraakt. Ik zal haar met woorden tevoorschijn kijken.


Naar aanleiding van: K. Michel, Speling zoeken: Alle gedichten tot nu.2 Amsterdam: Olympus, 2016

Kreet om bevrijding

“Dit was mijn eerste rouwplechtigheid bij de Indianen. Ik was er diep van onder de indruk. De opvattingen van Intshu tshuna daarbij onder woorden gebracht, wil ik niet bevitten. Er school veel waarheid in, naast veel vaagheid. Maar ik had er een de kreet om bevrijding in beluisterd, een bevrijding die zich, als vroeger bij het volk Israël, uitwendig voorstelde, terwijl zij toch alleen innerlijk, geestelijk kon zijn.” (215).

Aldus Old Shatterhand in een van mijn favoriete jeugdboeken: Winnetou, het grote opperhoofd, geschreven door Karl May (1842-1912). Herlezen was een feest. Sommige passages vond ik minstens zo spannend als destijds. Ineens wist ik weer wie Klekih-petra was en Sam Hawkens. Ik was vergeten hoe ongelooflijk eenzijdig de karakters zijn. Old Shatterhand kan werkelijk alles goed en heeft altijd gelijk. Hoe irritant is dat. De boeven zijn verschrikkelijk boef en het nobele van Winnetou kan ook niet genoeg benadrukt worden. Toegegeven, in jeugdland mag de wereld overzichtelijk zijn.

Wat me verraste was de milde en hoopvolle beoordeling van het sjamanisme van de Native Americans (‘Indianen’ is uit). We kijken mee door de ogen van een negentiende-eeuwse Duitse piëtistische protestant. De hoofdpersoon heet Karl. Hij emigreert uit Duitsland naar de Verenigde Staten en sluit vriendschap met de Mescalero-Apaches. Het is een ik-verhaal waarin wij, onwetende lezers, regelmatig onderwezen worden over de normen, de waarden en de rituelen van ‘de roodhuiden’. De beoordeling krijgen we er direct bij geserveerd. De dansende sjamaan (‘de medicijnman’) bij het grafritueel is ‘poppenkast’ (212) en zijn werk voorafgaand aan een reis ‘komedie’ (239).

Maar het citaat waarmee ik begon, is toch opmerkelijk inlevend. Intshu tshuna (de vader van Winnetou) spreekt een grafrede uit bij de begrafenis van Klekih-petra. Deze Apachenaam betekent ‘blanke vader’, gegeven aan een blanke die jaren bij de Apaches woonde (55, zijn Duitse naam wordt niet vermeld):

“Dit heeft Klekih-petra ons geleerd: de mens wordt in het graf gelegd, maar aan de andere zijde van de dood staat hij op als een nieuwe dag, als een nieuwe lente, om in het land van de Grote Geest voort te leven. Dat heeft Klekih-petra ons geleerd en inmiddels weet hij of hij de waarheid heeft gesproken, want hij is heengegaan als de dag en als het jaar en zijn ziel ging de woning van de doden binnen, waarnaar hij altijd verlangde.”  (212).

Het geloof van Klekih-petra was niet dat van de Apaches, aldus de chief, maar wellicht is het verschil toch niet zo groot:

“Wij zeggen dat onze zielen naar de eeuwige jachtvelden gaan en hij beweerde dat de zijne naar de eeuwige heerlijkheid ging. Vaak denk ik dat de jachtvelden datzelfde zijn als deze woonplaats van de gestorvenen. Is dit waar?” “Howgh!” (roept de verzamelde stam  instemmend, 213).

Hierover zegt May via Old Shatterhand: ‘Er schuilt veel waarheid in…’ (215). Dat hoor ik nog niet alle orthodox-protestante gelovigen anno nu zeggen. En ‘een kreet om bevrijding’ is toch waarlijk een positieve inschatting van de traditionele rituelen. Laten we voorbij de buitenkant kijken, zegt May, het gaat om het innerlijk. De Apaches zijn geen heidenen: “Nee, jullie geloven aan de Grote Geest en aanbidden geen afgoden.” (218). Winnetou wil niet door zijn vriend ‘bekeerd’ worden. “Praat met mij niet over geloof en probeer niet, van mij zo’n christen te maken die het wellicht innerlijk niet is.”

“Ik heb aan dit verzoek voldaan en tegenover hem nooit van mijn geloof gerept. Maar is spreken juist noodzakelijk? Is de daad niet een veel overtuigender prediking dan het woord? ‘Aan de vruchten zal men hen kennen,’ zegt de Heilige Schrift en niet met woorden, maar door mijn leven en handelen ben ik Winnetou’s leraar geweest, tot hij me eens, jaren later, op een voor mij onvergetelijke avond, zelf verzocht te spreken. In dat plechtige uur kwam het in stilte gezaaide zaad op en droeg rijke vrucht.” (218).

Ja, het blijft wel jeugdland. Het komt allemaal goed.


Naar aanleiding van: Karl May, Winnetou, het grote opperhoofd.11 z.p. [Utrecht]: Het Spectrum, 1975. (Geautoriseerde en onverkorte uitgave gebaseerd op de bij de Karl May Verlag, Bamberg verschenen editie, getiteld Winnetou I (1893); vertaald door Margot Bakker). Klik hier voor de trailer van de verfilming uit 1963 (Duits). Sinds 2006 floreert de Nederlandse Karl May Vereniging: klik hier.

Bijna verdwenen

Jimmy Nelson is een begenadigd fotograaf. In Before they pass away geeft hij ons kijk op andere mensen, andere culturen. Hij heeft hen duidelijk in scene gezet, zij hebben hun ‘zondagse pak’ voor de foto aangetrokken, maar het is een kijkfestijn, stuk voor stuk platen van formaat. Gelukkig heeft de uitgever teNeues groots uitgepakt. Dit boek vraagt om een standaard waar het open op kan liggen. Ik heb er maandenlang dagelijks in gekeken en gelezen.

Jimmy Nelson is een idealist. Met een onbegrensde energie reisde hij samen met fotografe en auteur Hannelore Vandenbussche en cameraman Bram Vis naar de verste hoeken van de wereld. Hij wilde mensen, stammen en volken vastleggen voordat zij verdwenen zijn. Hij vreest dat de globaliserende moderne wereld nergens op aarde halt houdt en geen ruimte kent voor wat afwijkt van zijn standaarden. Ik denk dat hij gelijk heeft. Het is al gaande. Hannelore beschrijft het verhaal achter de foto’s en noteert dit over de Nenets in Siberië:

“Toch hangt het voortbestaan van het volk nog steeds aan een zijden draadje. Een leven zonder elektriciteit, warm water, televisie en internet doet veel jongeren twijfelen hun levensstijl in te ruilen voor de ‘beschaafde’ wereld.” (Vandenbussche, 166, zie ook 186, 205, 242). En wat denk je van Kalasjnikovs bij de Mursi in Ethiopië (Nelson, 170-187)?

Jimmy Nelson is een romanticus. Naast het feit dat hij een ambitieus project wilde klaren, proef je bij hem de bewondering voor een leven voorbij het consumentisme en materialisme van het Westen. Hij ging op zoek naar oude beschavingen in hun puurste vorm.

“Live, laugh and cry with them and document their purity in places where untouched culture still exists.” (Nelson, 400). “Deze stammen zijn, in tegenstelling tot de westerlingen, volledig in balans met zichzelf.” (Vandenbussche, 016, 130).

Dat laatste waag ik te betwijfelen. Maar is het niet opvallend dat alleen door de resultaten van het Westerse moderne leven deze volken konden worden bereikt en ontmoet: vliegtuigen, terreinwagens, geavanceerde fotografie-apparatuur, en – niet te vergeten – een geldschieter.
Bovendien: de mensen moesten soms worden overgehaald mee te doen. Hebben zij erom gevraagd te worden opgenomen in een monument van het Westen? De charme van het team is enorm. Ik bewonder hen om de manier waarop zij deze mensen (uit twintig verschillende  stammen en volken) zover hebben gekregen te poseren voor de camera. Maar het gaat toch echt om een eenzijdige behoefte die mogelijk wordt door superieure techniek.

Niks mis mee, lijkt me. Het is bijna niet te voorkomen dat het interesseverschil gemakkelijk een hoog-laagverschil (superieur – inferieur) met zich meebrengt. Als er geen economisch, politiek of intellectueel gewin als dominante drijfveer is, kan culturele kennismaking alleen maar als winst worden beschouwd. Dan blijkt dat het hoog-laagoordeel aan beide kanten voorkomt. Daarom vind ik een van de laatste opmerkingen van Nelson zo treffend.
Hij realiseert zich dat hij niet alleen kijkt, maar ook bekeken wordt:

“But then I knew that they were observing me as much as I was picturing them. I must have seemed a rare creature, a stranger from another world, with whom they‘d never wanted to change place. How right they are.” (Nelson, 423).

Elkaar als gelijke beschouwen, dat is niet vanzelfsprekend. “De grenservaring is fundamenteel voor het denkbaar worden van gelijkheid over cultuurgrenzen heen,” schrijft Siep Stuurman in De uitvinding van de mensheid (30). Elkaar aanschouwen, een wereld van verschil aantreffen, dan je oordeel even parkeren en dan nadenken: wat verbindt ons? De idealistische, romantische fotograaf Jimmy Nelson helpt ons daarbij (samen met zijn team) met hun geweldige fotoboek.


Naar aanleiding van: Jimmy Nelson, Before they pass away. Kempen: teNeues, 2016.
Hannelore Vandenbussche, Before they pass away: De verhalen achter de foto’s.2 Keff & Dessing Publishing in samenwerking met uitgeverij Brandt. [z.p.], 2016.
Siep Stuurman, De uitvinding van de mensheid: Korte wereldgeschiedenis van het denken over gelijkheid en cultuurverschil. Amsterdam: Bert Bakker, 2009.

Naar Psalm 144

Waarom zou ik U prijzen, Majesteit?
Bent U een vesting of een open veld?
Schuil ik achter gewapend beton of achter week vlees?
Rots of branding, dat maakt nogal uit.

Ik schat in dat laatste. Dus oefen ik mij in het taxeren
van aanrollende golven, tot de laatste zucht
van een bruisend maar vluchtig leven.

En dan aannemen dat U bij elke ademtocht
aan ons denkt… dan heb ik wat te vragen:
kan het hemelraam open? Wilt U een hand uitsteken?

Dat is niet zonder risico’s, dat begrijp ik (bergen roken!)
maar het zou wel helpen als ik Uw hand kon aanraken
in de golvende branding van de mensenzee vol leugens.

Ik zal fluiten in het donker, elke nacht,
want U hebt koningen gered, ik kan erover meepraten.
Ik heb Uw hulp weer nodig,
want de leugens golven om mij heen,
bedrog vervreemdt mij van de mensen.

Ik waag een vergezicht: zonen om trots op te zijn,
dochters stralend als robijnen, welvaart voor mens en milieu,
vredesverdragen die stand houden en feesten
zonder slachtoffers – dat zal Uw redding gaan brengen!

Gelukkig het volk dat zo mag leven.
Gelukkig het volk dat U als Majesteit vereert.