Het geluid van een merel, hoe was dat ook alweer? Ik raadpleeg mijn Petersons Vogelgids: “… indien opgejaagd, een krijsend geschetter; een aanhoudend tsjink, tsjink, tsjink; een angstig tjoek, een ijl tsrie enz. Zang een bedaard, luid en melodieus gekweel; verschilt van die van de Zanglijster door puurdere fluittonen, ontbreken van telkens herhaalde strofen en karakteristieke overgang naar het zwakke, soms wat onmuzikale slot.” (152). Okay. Wat denkt Lars Jonsson ervan? “Protesteert met een smakkend tjak, dat soms overgaat in een schril, metaalachtige schreeuw.” (416). En Dorrestijn? Zo, die is niet mals: “Het geluid van een machinegeweer.” (171).
Misschien eerst even luisteren. Dat kan tegenwoordig. Klik hier.
Als die laatste kou nu weer huiswaarts gaat en daar blijft tot na de herfst, dan hebben we vervolgens even tijd voor een Lentegedicht-met-merel. Lees even mee:
Begrafenis
Het was zo koud. Het leek wel of de wind ineens grimmiger joeg over de zoden. Ik dacht: is dit de stijl waarin de doden mijn moeder binnenhalen? Welgezind
had zij zich altijd voor gods wil gebogen. (Het staat niet vast of men daar iets bij wint; god heeft aan leven èn aan dood geen kind.) Ik schatte het verdriet van de genoden.
Een week of wat nadien – ’t was of ze riep, of ze mij riep – ging ik terug. Ik wilde weten of ze daar ongehinderd sliep en wat er tussen toen en nu verschilde.
Juist op die dag prezen de eminente merels krachtig de naderende lente.
Martin Veltman.
Zie je het voor je? Iemand loopt over de begraafplaats. Langs een van de paden ligt zijn moeder. Even geleden, bij haar begrafenis, was het nog koud. Hoe anders is je gevoel bij het graf als de temperatuur aangenaam is. Als de merels zingen…
Ligt moeder er ongehinderd bij? Dat leek niet te verwachten op die ijskoude dag, laatst. Maar gelukkig de lente breekt aan. Als de kou de stijl was waarmee moeder werd binnengehaald, dan is de lente de stijl waarin zij nu de doodsslaap slaapt. Dat stelt gerust.
Waarom komt God nu ter sprake, halverwege (ik doe God maar gewoon met hoofdletter)? Moeder heeft blijkbaar iets aan geloof gedaan. Dan geldt, denkt ‘ik’: voor wat hoort wat. Jij buigt je leven lang ‘welgezind’ voor Gods wil, dan moet Hij vervolgens over de brug komen met een ongehinderd verblijf in het hiernamaals. Zo kunnen de slotregels uitgelegd worden als een teken van Gods goedheid. Zingende merels en heerlijke lente vormen Gods indirecte antwoord: het zit goed met haar, Ik heb haar welgezinde buigen beloond.
Maar dat is voor de ‘ik’ nu juist de vraag: “Het staat niet vast of men daar iets bij wint; god heeft aan leven èn aan dood geen kind.” Geen kind hebben aan, dat wil toch zeggen, dat God niet de minste last of moeite heeft met leven of dood? Worden we hier gewaarschuwd dat het niet vast staat of God zich wat aantrekt van het welgezind buigen van mensen tijdens hun leven? Als God onaangedaan blijft, zijn de lentemerels niet uit te leggen als een gunstig teken van Gods kant. Wat willen die eminente merels zeggen?
Naar aanleiding van: Martin Veltman, ‘Begrafenis’, in: Ilja Leonard Pfeijffer, De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten. Amsterdam: Prometheus, 2016, 507. R.T. Peterson, G. Mountfort, P.A. D. Hollom, Petersons vogelgids van alle Europese vogels (vertaald en voor het Nederlands bewerkt door mr. J. Kist).20 Baarn: Tirion, 1991. Lars Jonsson, Vogels van Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten: met 2700 natuurgetrouwe afbeeldingen (Uit het Zweeds vertaald door A.B. van den Berg en G. Meesters). Baarn: Tirion, 1993/2003. Hans Dorrestijn, Dorrestijns Vogelgids. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2011.
Ik kom omhoog, HEER! Ik ben onderweg naar U toe. Hoort U me al?
U weet toch van vergeven? Anders heeft mijn reis geen zin, Majesteit. Ja, U weet van vergeven!
Ik ben zo vol van Hem, ik kan bijna niet wachten. Hij zal me welkom heten, ik verlang zo naar zijn begroeting. Was het maar zover.
Vestig je hoop op de HEER, mensen. Geen moment stelt Hij teleur als het gaat om goedheid en bevrijding. Zo is de HEER: Hij zal zijn volk vrijmaken van alle zonden.
Tussen 19 en 25 december 2010 zond de Evangelische Omroep de serie Op zoek naar God uit. Wereldkampioen judo Dennis van der Ven, actrice Lizelotte van Dijk en zanger Gordon lieten zich door verschillende mensen introduceren in de wereld van het christelijk geloof. Het was de bedoeling dat het meer zou worden: niet alleen het leren kennen van christenen, de hoop was gesteld op het vinden van God.
In de eerste aflevering nam de presentator Gordon mee naar de buurt waar hij is opgegroeid: Amsterdam-Noord. We zien dat zij de Rooms-katholieke Stefanuskerk bezoeken. Terwijl Gordon eerst zegt dat hij atheïst is van huis uit en van kerk geen herinnering heeft, blijkt dat bij dat bezoek ineens anders. Hij herinnert zich de kerkzaal en vond de diensten ‘zo ongezellig en lelijk’. “Waarom moest het zo saai zijn?” vraagt hij even later. De aanwezige diaken van de kerk neemt hem mee naar buiten en laat hem het oude doopvont zien. Hij heeft blijkbaar zijn huiswerk gedaan voor de opname, want hij weet precies dat op 25 augustus 1968 Gordon gedoopt werd bij dit doopvont: Cornelis Willem Heuckeroth. Zijn vader Joop en moeder Marie waren erbij. “Hier is jouw verhaal met God begonnen.” Gordon is verrast en houdt vol verwondering de doopvontdeksel vast: “Wie gelooft en gedoopt is, zal zalig worden,” staat erop geschreven. “Laten we het hopen,” reageert hij.
Ik heb Gordon’s biografie gelezen. Bij ‘biografie’ denk ik aan een min of meer chronologisch opgezet verhaal. Dat blijkt in dit geval een misverstand. Dit zijn schetsen van de persoon Gordon. De hoofdstukken zijn dan ook thematisch: de man, de entertainer, de topper, de pechvogel etc.
In het eerste hoofdstuk zegt Gordon over zijn jeugd:
“We stapten ook van het geloof af. Er werd daarvoor altijd gebeden aan tafel, mijn ouders gingen elke zondag naar de kerk, maar ik weet daar zelf niets van. Ik heb dat nooit gezien, nooit meegekregen, ik heb het van mijn broers en zusters gehoord.” (22).
Dat is merkwaardig. In de eerste aflevering van Op zoek naar God zie je dat Gordon zich wel degelijk de kerk herinnert. Hij weet nog hoe hij knielde op het kniellapje in de kerkbank. In de derde aflevering heeft hij een ontmoeting met zandkunstenaar Gert van der Vijver. Deze maakt in theater De Vorstin in Hilversum een zandtekening bij een nummer van Gordon. Ineens komen allerlei gebeurtenissen uit Gordons leven naar voren. Hij voelt het als een teken van God als Gert in de tekening het woord ‘(o)vergeven’ schrijft. Gordon belt Dennis van der Ven zegt: ik heb me overgegeven, het moet zo zijn.
In de biografie wordt met geen letter naar deze episode uit het leven van Gordon verwezen. De auteur Marcel Langedijk stelt dat hij alles gelezen heeft wat erover Gordon te lezen viel (9). Is dit over het hoofd gezien of is het bewust eruit gelaten? Hoe dan ook, het zet me aan het denken. Wat verlangt Gordon naar erkenning. Hij heeft een grote mond, hij geeft in het boek verschillende mensen een nare veeg uit de pan, maar ik geloof hem ook als hij zegt dat hij kan vergeven (48, 148, 183). Het is misschien psychologie van de koude grond, maar ik denk dat Gordon ten diepste gewoon erkend wil worden en gezien als een goed mens, en waar dat gebeurt blijft hij niet bokken over het verleden.
Maar als je zo in elkaar zit en dan op zoek naar God gaat, dan zit je er naast als je zoekt naar een gevoelsmatige ervaring van God. Steve in New York (EO serie, aflevering 2) voelde het als een stroom van warme vloeibare honing over zijn lichaam: dat was voor hem de aanwezigheid van Jezus. Dat gevoel is Gordon niet overkomen, blijkbaar ook niet in theater De Vorstin. Er klinkt helemaal niets van terug in de biografie. Eén ding heeft hij wel geleerd: de grote waarde van vergeving. Dat doet relaties goed. Vergeven kan dus ook zonder een bewust gevoelde persoonlijke relatie met Jezus Christus. Is dat niet een aanwijzing om de kern en het bewijs van het geloof elders te zoeken? Geloven is in de kern niet een gevoel. Het is de acceptatie van het bericht dat er een vriendelijk en genadig goddelijk oordeel over je leven is geveld. Je hebt er niet om gevraagd. Het vraagt jouw volle erkenning – hoe pijnlijk de vooronderstelling ook is: namelijk dat je des doods schuldig staat tegenover je Schepper.
“Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God; en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat hij ons door Christus Jezus heeft verlost.” (Romeinen 3,24).
Als je dat buiten je leven laat en je levert je over aan de wereld van applaus en boe-geroep in de entertainment, dan kun je in de biografie van Gordon lezen wat je dat oplevert. Je wordt er dodelijk moe van en eeuwig onrustig.
Naar aanleiding van: Marcel Langedijk, Gordon: Biografie van een entertainer. Amsterdam: Lebowski, 2018. Evangelische Omroep, Op zoek naar God 1 (dvd), 2011.