Talk to me, Goose

Het is 12 januari 2024 en ik lees op nu.nl: Tom Cruise is bezig met een derde Top Gun-film. Top Gun Maverick, het tweede deel, kwam in de zomer van 2022 uit en was een enorm succes. Samen met filmvriend Hugo zag ik de spetterende actie in Pathé hier ter stede. We vermaakten ons prima. Juist deze week bekeek ik het eerste deel nog een keer. Ik kon het niet laten m’n gedachten erover te laten gaan. Als we het vermaak gehad hebben welk mensbeeld is ons dan voorgehouden? Wie zien we als we de Amerikaanse Hollywoodspiegel inkijken?

Eerst het verhaal van de film uit 1986: Luitenant van de Amerikaanse marine, piloot Pete Mitchell (gespeeld door Tom Cruise) heeft de bijnaam Maverick en is een onstuimige waaghals. Hij wordt toegelaten tot Top Gun, de elite Fighter School van Miramar. Maar daar zal de impulsieve jonge piloot moeten concurreren met de besten, onder wie Iceman, een briljante en zeer competitieve medestudent: Tom Kazinksi (Val Kilmer). Samen met zijn beste vriend Goose (Anthony Edwards) wil hij de beste van de besten worden. Maverick lapt de regels aan z’n laars en komt ermee weg. Aan het begin van de film vraagt hij toestemming om een ‘fly-by’ te doen langs de brug van het vliegkampschip. Als dat wordt geweigerd doet hij het toch. De reprimande leidt niet tot ander gedrag; aan het slot van de film herhaalt hij de stunt nog eens.
Naast competitie zien we vriendschap als hoge waarde. Maverick en Goose zijn als familie voor elkaar. Ze gaan door het vuur en komen voor elkaar op. Elkaars wingman zijn ze, ook in de liefde. Als Goose bij een crash omkomt blijft de band bestaan. Maverick voelt zich ellendig en schuldig, ook al wordt hij vrijgesproken. Zijn zelfvertrouwen is geblutst en als hij in een serieus luchtgevecht met Russische MiG’s dreigt op te geven, fluistert hij voor zichzelf: “Talk to me, Goose!”
Onder de vrouwen wek je dan als man de indruk alles onder controle te hebben. Afgetrainde lijven bij het volleybal en machogedrag voor de deur van de vrouwen. Maverick tot Goose als zij de marinebar inlopen: “Target rich environment!” Het is de elite die met motoren rijdt en waar de vrouwen een Porsche voor de deur hebben staan. Charlie, de instructrice die Maverick verovert, en Carole, de vrouw van Goose (Meg Ryan) roepen: “You’re a stud. Take me to bed or loose me forever.”
In het hart van dit alles vind je betrouwbaarheid. “Als je oorlog moet voeren, wil je hem er dan bij hebben?” Het dunne lijntje over Duke Mitchell, de vader van Maverick, gaat ook over de vraag: heeft hij als vlieger gedeugd?

In Top Gun: Maverick (2022) krijgt Maverick van zijn oude maatje Ice een speciale opdracht: hij moet een jonge lichting vliegeniers trainen voor een heel bijzondere en gevaarlijke missie. Eén van de jonge piloten is Bradley ‘Rooster’ Bradshaw (Miles Teller), de zoon van Mavericks overleden beste vriend Goose. De film is voortreffelijk in het terughalen van de eerste episode. “Talk to me, Goose” zegt Maverick als hij een supersonisch vliegtuig tot mach 10 gaat vliegen, en daar voorbij. Uiteraard tegen de wil van zijn leidinggevende in. Ook Goose’ zoon Rooster fluistert ‘Talk to me, Dad” als hij een weifelmoment heeft in de cockpit.
Competitie, vriendschap, mannelijkheid en betrouwbaarheid, het komt allemaal weer langs. Het held is uiteraard voor een urgente maar onmogelijke opdracht gesteld. Hij wordt weer een keer uitgerangeerd, hij bewijst zichzelf ook als daar niet om wordt gevraagd, en hij is uiteindelijk ook iemand die geholpen moet worden. Niet geheel onverwachts komt Rooster hem helpen als Maverick crasht. Samen komen zij eruit door moedig en competent vliegen en vechten. En dan is er nog de hulp van de reservevlieger als zij ‘out of ammo’ zijn.
Oud zeer tussen Goose en Maverick wordt geheeld door samen te overleven. Boven dit alles wappert het Amerikaanse patriottisme: “Make us proud,” zegt admiraal Solomon ‘Warlock’ Bates (Charles Parnell) tegen Pete ‘Maverick’ Mitchell, vlak voordat de onmogelijke operatie van start gaat. Het is alsof je Donald Trump hoort.


Naar aanleiding van: Top Gun 1986, Regisseur Tony Scott (broer van Ridley Scott) en Top Gun Maverick 2022, regisseur Joseph Kosinski.

Klik hier voor de Top Gun Anthem, live door Hans Hans Zimmer (2 juni 2023)

Take my breath away van Giorgio Moroder, won een Oscar in 1987

Kenny Loggings Danger Zone, klik hier.

Top Gun: Maverick haalde in 2022 wereldwijd 1,38 miljard euro op en werd daarmee ook de succesvolste film van dat jaar.

Dan kan je wat

54. Homofeel

er werd nu al zo lang
zo veel onzin verkocht
in de zalen en de gangen
van de kerk die hij bezocht
hij had al geen idee meer
wanneer dat allemaal begon
hij was bijna bang
dat hij het nooit bijhouden kon
wat als ze weer wat zeiden
en hij dat dan zou missen
hoe zou het hij het dan weten
wat ze over hem beslissen

thuisgekomen, licht gaat aan
schijnt op het boek der boeken
valt daar terug op drieëntwintig
wil niet langer hoeven zoeken

ook wat niet went voelt snel bekend
daar gaat hij, door zijn donker dal
en probeert daar te onthouden
dat Hij altijd van hem houden zal

Heel weinig interpunctie in dit gedicht van Thom Bakker, twee keer een komma. Dat is alles. Toch kun je ongehinderd van de eerste tot de laatste regel het gedicht volgen en ben je aan het slot gekomen, dan ben je in korte tijd in de huid gekomen van een gelovige, homoseksuele man of jongen. Dat vind ik een knappe prestatie van de dichter. Het weglaten van hoofdletters, het gebruik van eenvoudige taal en het invoegen van twee witregels de zijn sterke middelen om dat te bereiken.

De ‘hij’ in dit gedicht vindt zijn houvast bij de liefde van God. Dat is hard nodig in een geloofsgemeenschap waarin over zijn homoseksueel-zijn van alles wordt geroepen en vooral veel onzin. Maar het meest spannende is dat allerlei mensen met meningen ook nog over hem kunnen beslissen. Zo is het vaak. Mag een homoseksueel avondmaal vieren? Mag hij een leidinggevende positie innemen? Moet hij ongehuwd blijven? Je kan denken: joh, laat gaan, mensen zeggen zoveel. Maar onderschat het niet, we komen hier iemand tegen die in een kerk functioneert. Daar haal je niet zomaar je schouders op. Raar genoeg, hoe pijnlijk ook, je wilt het horen. Hij wil het bijhouden, niets missen.

De tweede strofe begint met het woord ‘thuisgekomen’. Vooraan in de zin, het is niet alleen een locatie. Het is de start van de boodschap van het gedicht: hij komt thuis bij de Heer. Dat is dan dus even niet tussen de mensen in de kerk. Thuis, daar gaat licht aan, daar ligt een Bijbel. Hij valt terug op het bekende: Psalm 23. Welke gelovige kent hem niet? ‘De Heer is mijn herder, mij ontbreekt niets.’ Wat is er erg aan als je soms gewoon het allerbekendste pakt? Even niet hoeven zoeken naar een passende tekst, gewoon Psalm 23, oud en vertrouwd.

En dan worden we aan het denken gezet: ‘ook wat niet went voelt snel bekend’? Als je deze zin zou weglaten, zou het soepel lopen tot het einde. Het donker dal kennen we uit Psalm 23. En dan heel treffend: hij gaat het proberen te onthouden. Dat het slotwoord zal is en niet houden, dat is ook al zo fijn gedaan. Als het was geweest: zal houden rijmt het misschien we sterker. Maar het klinkt toch een beetje slap, te vol rijm. Nu staat het woord zal in de aandacht. Het is een sterk woord, over de toekomst. Dat heb je nodig als je daar bent, in dat donker dal van de kakelende kerk. Daar gaat hij doorheen.
Maar eerst staat er: ‘ook wat niet went voelt snel bekend’. Zo was het gedicht begonnen: er wordt al zolang onzin verkocht. Het is bekend. Maar het went toch nooit. Dus elke keer als er weer een discussie opgang komt, of voortgezet wordt, denk je: daar gaan we weer, weer afwachten wat er nu over me besloten wordt. Wanneer stopt dit? Wie gaat er met, niet over, de hoofdpersoon in gesprek?
God doet dat. Door die eeuwenoude Psalm.

Mooi gedicht, hoor.
Als je zoiets maakt, dan doe je niet maar wat, dan kan je wat.


Naar aanleiding van: ’54. Homofeel’. In: Ik doe ook maar wat: 111 gedichten van Thom. Soest: Boekscout, 2022. Thom Bakker is leerkracht en jongerenbegeleider.

Huisgenoot

We schuiven in dit huis nu al een half jaar
met onszelf en met elkaar – hoe staan we in de kamer,
in de keuken, waar loop jij nu, waar ben ik,
hoe zitten wij soms op de binnenbank
en liggen dan weer languit op dat luie
buitenexemplaar
van bij de Intratuin.
Samenwonen is een hele brede tekening
met schuine en met rechte lijnen, met een blije voorgrond
en een stille achtergrond, het is een soort regie, het is beslissing
op vergissing, het is gesprek, het is mijn terug-
en jouw ten strijde trekken,
het is een boek, het is muziek,
misschien is het een plan.
Het is een licht dat dit gedicht niet tonen kan.
Het is het zachtste zwijgen.
Wat verklaart het voorrecht
onverwachte vriendschap
thuisbezorgd te krijgen?
Ik probeer het hier, in mijn kantoortje,
tot iets wat zichtbaar blijft te vergelijken.
Jij bent op bed Lewis-Capaldifimpjes aan het kijken.

Edward van de Vendel leerde ik kennen toen ik hoorde van zijn bundel: Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt (uit 2020). ‘Gedichten waar je wat aan hebt’ luidt de gedurfde ondertitel. Maar hij zegt niets te veel, ook niet voor volwassenen. Want, zo begreep ik, hij schrijft vooral voor kinderen en tieners. In de Poëzieweek van dit jaar (2024) kreeg je bij de koop van een poëtisch werk voor het geringe bedrag van € 12,50 het cadeau van Edward van de Vendel erbij: Kom nog even naar mij kijken straks. Daarin is opgenomen bovenstaand gedicht: ‘Huisgenoot’. 

Aan de oppervlakte is de strekking helder: dit gaat over samenwonen. Een stel woont een half jaar samen in een huis en de ‘ik’ schrijft daarover een gedicht. De beschrijving aan het begin loopt uit op de beschrijving van de actuele situatie: de ‘ik’ zit in zijn werkkamer dit gedicht te schrijven terwijl zijn partner (de ‘jij’) op bed ligt en filmpjes kijkt. Maar het valt direct op dat drie regels cursief zijn gezet:

Wat verklaart het voorrecht
onverwachte vriendschap
thuisbezorgd te krijgen?

Mooie vraag. De ik-figuur heeft de ander blijkbaar niet al heel lang als vriend (of vriendin, kan ook natuurlijk). Het is nogal onverwacht gegaan misschien? Of de ‘ik’ vraagt zich af wat hem (of haar) zo aantrekkelijk maakt om mee samen te leven? Schuingedrukt trekt deze zin de aandacht naar zich toe. Daaromheen is meesterlijk geschetst dat je moet leren de leefruimte in te nemen met z’n tweeën. Dat gaat soms vanzelf en is het als een dans (‘waar loop jij nu, waar ben ik?’). Het heeft op andere momenten iets van een oorlog: terugtrekken en ten strijde trekken. Maar het is iets wat nooit helemaal beschreven kan worden: ‘Het is een licht dat dit gedicht niet tonen kan’.  Toch probeert hij het. Elk zit op een eigen locatie in de leefruimte: het kantoortje of het bed. De ik-figuur probeert het raadsel in woorden te vangen. Wie weet gaat het iets worden dat ‘zichtbaar blijft’. 

De dichter brengt het dichtbij door verwijzingen naar de wereld van nu. De Intratuin is een begrip en Lewis-Capaldi ook – al moet ik toegeven dat ik ‘m eerst moest opzoeken. En dat is nu juist de charme, vind ik. Je voelt bij het lezen je niet buitengesloten, eerder uitgenodigd om even mee te kijken met de ‘jij’ die op het bed ligt.

Ik kocht een bundel van de Hongaarse dichter Miklós Radnóti (1909 – 1944) en kreeg als extra het gedicht ‘Huisgenoot’ ook als poster mee. Die gaan we ophangen, ergens in huis. Het is de dichter dus gelukt: ‘wat zichtbaars’ maken.


Naar aanleiding van: Edward van de Vendel, ‘Huisgenoot’ In: Kom nog even naar mij kijken straks. Uitgave van het Poëziecentrum (in samenwerking met Poetry International en met steun van uitgeverij Querido) ter gelegenheid van de Poëzieweek 2024.

De best verkochte strip

Ik moest er echt even over nadenken. Hoe heette het stamhoofd ook al weer? Toen ik vroeger de albums van Asterix en Obelix las, was dat niet Heroix, zoals nu. Het was Abraracourcix. “Zo heet het stamhoofd nu Heroix en niet Abraracourcix wat zoiets betekent als ‘de lange arm’ of ‘iemand met veel invloed’,” vertelt Margreet van Muijlwijk in Stripnieuws 92 (december 2023). “De latere en nog steeds omstreden wijziging van de namen was vooral bedoeld om Asterix ook voor nieuwe generaties aantrekkelijker te maken. Eigenlijk was de ‘namenkwestie’ gewoon een rechtzetting van wat omissies uit het verleden, toen de vertaling werd gezien als minder belangrijk dan nu het geval is.” (37)

Eind najaar 2023 verscheen deel 40 uit de beroemde serie: De witte Iris. Door de berichten en interviews in de stripbladen besloot ik het nieuwe deel te kopen. Hoeveel jaren was ik zonder geweest? Tientallen. Asterix was van mijn jeugd, samen met Lucky Luke en Suske en Wiske. Terwijl de twee grote namen van het verleden dood zijn (René Goscinny en Albert Uderzo) blijkt het toch mogelijk kwalitatief goede albums te maken. Het kost twee jaar per album. Maar dan gaat er ook een wereldwijde miljoenenverkoop van start. Nederland vormt samen met België, Duitsland en natuurlijk Frankrijk een grote afzetmarkt. En waarachtig, zij hebben nu ook mij weer te pakken.

Fabrice Caro (Fabcaro) is de scenarist van nu. De inspiratie voor De witte Iris kwam al in de trein, na zijn gesprek met Hachette [de uitgever], lees ik in Stripschrift 487 (december 2023) “Ik wist dat het over zelfhulp, de hunkering naar spiritualiteit en goeroes moest gaan, en hoe dat kan leiden tot het verkrijgen van macht en giftige situaties.” (24) Het verhaal is deels geïnspireerd door eigen ervaringen.

Ceasar overlegt met zijn topofficieren. “Het loopt de spuigaten uit met muiterijen en deserties. Het moraal van de tropen is beneden nul.” (5) Caesar heeft alles al geprobeerd om het weerspannige dorp te onderwerpen. Het is niet gelukt. Aan tafel zit ook de hoofdarts Viceversus. Vicecersus krijgt de kans. “Als het je lukt, is je glorie gemaakt en passen we je leer toe voor al mijn legers. Zo niet, dan maak je alleen de leeuwen gelukkig.” (6) Viceversus is de positieve denker. Hij ziet er wel brood in: “Ieder van ons draagt de kiem  van een bloem in zich. Zijn enig streven is te mogen bloeien. Ik ontleen mijn leer aan het denk van Philgoudoulos.” (6)

Zo volgt een snelcursus positief denken en gezonde voeding in het Romeinse leger en het Gallische dorp. Even lijkt iedereen in de ban. Maar als Viceversus Bellefleur ontvoert naar Parijs gaan onze twee helden met dorpshoofd Heroix (haar echtgenoot) er achteraan. Uiteraard wordt er lekker geknokt en loopt het allemaal weer goed af. Aan het slot van deel 40 van Asterix en Obelix viert het Gallische dorp feest. Iedereen is blij en uitbundig en de bard is vastgebonden aan de boom. De wereld is in orde.

Asterix staat bekend om de woordgrapjes (Philgoudoulos!). De Nederlandse vertaling van Asterix werd sinds de jaren zeventig verzorgd door Frits van der Heide. Nu vertaalt Margreet van Muijlwijk: “Wanneer de combinatie van tekst en beeld praktisch onvertaalbaar blijkt, moet je er zelfs voor kiezen om van de oorspronkelijke tekst af te wijken en iets nieuws te verzinnen.” Armoricaanse Snelle Antieke Paardendienst (ASAP) is de vondst van Margreet, voor het hogesnelheidsvervoer. (29) En: ”De naam van de tegenspeler van Asterix is in het Frans Vice et Vertu met de dubbele betekenis van (on)deugd. Ik heb er viceversus van gemaakt.” (Stripnieuws 92,37)


Naar aanleiding van: Goscinny en Uderzo presenteren een avontuur van Asterix: De witte Iris. Tekst: Fabcaro (Fabrice Caro, 50), tekeningen: Didier Conrad (64); inkleuring: Thierry Mebarki en vertaling in het Nederlands door Margreet van Muijlwijk. Franse titel: L’Iris blanc, 2023.

Het is het veertigste Asterix-album, het eerste ook dat Albert Uderzo niet heeft kunnen lezen of begeleiden. Hij stierf in maart 2020, 93 jaar oud (Goscinny was al in 1977 heengegaan). Het werd met vijf miljoen exemplaren in Europa uitgezet. “Zo wordt de berg van 393 miljoen verkochte albums sinds het eerste album uit 1961 nog net iets hoger.” (Stripschrift 487 [december 2023] 22) De Nederlandstalige editie begon direct met een oplage van tweehonderdduizend.

“Vergeet niet dat de eerste 17 titels werden vertaald door Pep-redactice Myriam Gianotten, die de epische uitroep ‘rare jongens, die Romeinen’ op haar naam heef staan.” (Stripnieuws 92, 37)

Jonge nachten

de jonge nachten daar
waren familie van elkaar
met in het maanlicht
kleren op de vloer
en loshangend haar

fluisterden raakten elkaar aan
werden ’s morgens samen wakker
ontbeten als brave zusjes
die daarna naar school gaan
liepen door straten met stille ramen
keken elkaar niet aan

Hier gebeurt wat. Heel subtiel: hoe een beladen nacht uitloopt in een wat gedwongen ochtend. De suggestie is geweldig en je vraagt je af: hoe doet de dichteres dat?

Het eerste dat opvalt is het gebrek aan hoofdletters en leestekens. Alles gaat om de korte zinnen, woordgroepen bijna. We worden uit de gewone prozaïsche leesstand gehaald. De aandacht wordt nog eens verhoogd als je bij het lezen even niet weet hoe de woorden zich tot elkaar verhouden. Bijvoorbeeld in de eerste regel van de tweede strofe. ‘fluisterden raakten aan elkaar’ Parafraserend krijg je zoiets als ‘wij fluisterden tegen elkaar en we raakten elkaar’. Het is bijna alsof ‘fluisterden’ het subject van de zin is, ‘zij die fluisterden’. Door het zo compact naast elkaar op te schrijven ontstaat er een nogal intieme sfeer die – tegen de achtergrond van het slot van strofe 1 – ook geil kan worden.

Ankie Peypers (1928 – 2008) doet niet veel aan rijm in dit gedicht. Maar het zit er wel in. Spaarzaam aanwezig (ik houd er van). ‘Daar’ en ‘haar’ in de eerste strofe. ‘Aan’, ‘gaan’ en ‘aan’ in de tweede. Misschien ook ‘ontbeten’ en ‘keken’. Het is heel eenvoudig, staand, mannelijk rijm en dat past in het geheel van de woordkeus. Alledaagsheid wordt getoond in de simpele woorden, ‘loshangend’ is al een heel complex woord in dit gedicht. De enscenering is overzichtelijk: het gaat om de nacht en de volgende ochtend. Wel als exempel van meer van dergelijke combi’s: ‘jonge nachten’. 

Wat een beetje raadselachtig is, is het woord ‘daar’ aan het slot van de eerste regel. Waar is ‘daar’? Ik zie voor me een meisje van tien jaar, elf of twaalf misschien dat bij een vriendin gaat logeren. De volgende ochtend kunnen ze samen naar school in de buurt. De herinnering aan het samen in bed liggen en daar de volgende dag niet meer over spreken. De ramen die zij passeren zwijgen  betekenisvol. En vooral: diep in gedachten verzonken, juist over wat er bij het fluisteren en aanraken gebeurde, kijk je elkaar niet aan.

Hugo Brems typeert in Altijd weer vogels die nesten beginnen (2006) haar poëzie als persoonlijk en expressief. (489) Hij is deskundig en kan het weten. Van dit gedicht kan alleen maar zeggen: voortreffelijk.


Naar aanleiding van Ankie Peypers, ‘de jonge nachten daar’ In: Brieven, motieven & Juffrouw Vonk. Baarn: De Prom 1987, 29.

Hugo Brems: “In nog ruimer perspectief, waarbij experimenteel zowat gelijk staat met niet-traditioneel, met het gebruik van vrije verzen, een associatieve beeldspraak, het doorbreken van logische en syntactische regels en in het algemeen een grote aandacht voor de taal als materiaal, kan met de groep vernieuwers nog verder uitbreiden met Vroman, Diels, Tergast en Charles, die Rodenko in 1955 als zodanig noemt, maar ook met dichteressen Ellen Warmond, Sonja Prins, Mea Strand en Ankie Peypers. Er was met andere woorden, in de jaren na 1950 een brede stroom van vernieuwende poëzie, waarvan de Vijftigers de voorhoede en de experimentele dichters van Reflex de kern vormden.” (116)